Raoul Buurke. Foto: PR
Raoul Buurke. Foto: PR

Achterhoeks doet het als spreektaal relatief goed

GROENLO - Verschillende Achterhoekers doen mee aan het onderzoek van taalwetenschapper Raoul Buurke van de Rijksuniversiteit Groningen. Promovendus Buurke doet onderzoek naar de verandering van streektaal in het noorden en oosten van ons land, het Nedersaksisch. Hij trekt met zijn bus door het land om te onderzoeken hoe de dialecten de afgelopen 40 jaar veranderd zijn.

Door Kyra Broshuis

Vanuit het Spraaklab Groningen heeft Buurke de beschikking over diverse opnameapparatuur en werkplekken in de bus. Mensen moeten bijvoorbeeld woorden vertalen vanuit het ‘abn’ naar hun eigen streektaal. Ook worden er gesprekken opgenomen tussen twee dialectsprekers. Buurke ontwierp met zijn collega’s zelfs een bordspel genaamd Streektaalstrijd dat ervoor moet zorgen dat streektaal verder verspreid wordt. Buurke en de zijnen gebruiken speciale meetapparatuur voor het onderzoek. “Die apparatuur laten we vaak zien op wetenschapsevenementen, zoals Expeditie NEXT, maar ook op streektaalevenementen en grote muziekevenementen, zoals Lowlands en zelfs Zwarte Cross. Verder ontwikkelen we ook materiaal om jongere generaties streektaal bij te leren zoals onze lessenserie Van Old noar Jong voor op de basisschool, waarvoor de leerlingen zelf een klein beetje taalwetenschappelijk onderzoek doen. Bij die lessenserie hoort een mobiele app, die we ook hebben uitgegeven voor het Achterhoeks. We zijn met deze activiteiten daardoor ook vaak in het nieuws geweest, zoals op het Jeugdjournaal", licht Buurke toe.

Steeds minder sprekers
Buurke en zijn collega’s willen voorkomen dat streektaal uitsterft. “Streektalen worden steeds minder gesproken door de jongere generaties. Heel jammer, want het zijn volwaardige talen met hun eigen ontwikkelingen. Binnen het Nedersaksisch doet het Achterhoeks het qua sprekersaantallen relatief goed, maar het valt niet te ontkennen dat er steeds minder sprekers van het Achterhoeks zijn. Gelukkig zijn er altijd enthousiaste dialectsprekers die het Achterhoeks blijven belichten, maar doordat de taal minder vaak wordt doorgegeven dan in eerdere generaties, zijn er steeds minder mensen die de taal door kunnen geven. Ook in Groningen, waar ik vandaan kom, heb je steeds minder sprekers van onze dialecten van het Nedersaksisch. Mijn vaders generatie heeft het nog wel van huis uit meegekregen, maar sindsdien is het maar weinig doorgegeven en lijkt het eigenlijk wel binnen een aantal generaties klaar te zijn met de dialectsprekers”, zo vreest Buurke.

Typisch Grols
In zijn onderzoek kijkt Buurke ook naar typisch Achterhoekse of zelfs Grolse woorden. "Dat is voor mij persoonlijk ook heel interessant. Wat mij zelf was opgevallen de vorige keer dat ik in Groenlo was, is dat je elkaar met 'oe' aanspreekt. Die aanspreekvorm is sowieso heel leuk om op te letten, ook in andere dialectgebieden. Dit doet me gelijk denken aan een ander taalpatroon, hoewel ze niet aan elkaar gerelateerd zijn. Er is een verspreiding van de 'uu'-klank ten koste van de 'oe'-klank in Nedersaksische dialecten, en dit gebeurt in woorden waar je vaak in het Nederlands de 'ui' hebt. Denk maar aan 'huis' en 'muis', bijvoorbeeld. Afhankelijk van waar je zit in het Nedersaksische gebied heb je dit als 'hoes' of 'huus' en 'moes' of 'muus'. Dit kan ook per persoon best sterk verschillen en het zou best eens kunnen dat in de buurt van Groenlo deze wisseling momenteel sterk gaande is. De 'oe'-klank is de oudere Germaanse klank, maar vanuit het westen van het land is de 'uu'-klank over komen waaien. Je ziet eigenlijk dat naarmate je verder bij de Randstad weg bent, wat natuurlijk een gezonde neiging is, je steeds meer de 'oe' hoort. Hier in het noorden heb je in de meeste dialecten nog die 'oe'-klank, maar jullie hebben meer te maken met de Hollandse 'uu' dan wij.”

Niet van deze tijd?
Bij sommige mensen heerst de opvatting dat dialect spreken ‘dommig' of ‘niet van deze tijd'is. Een hardnekkig vooroordeel, zo bevestigt Buurke. "Dit is ook een van de dingen die we onderzoeken en dit blijken toch vrij hardnekkige vooroordelen, zelfs onder dialectsprekers zelf. Ik heb het dan over mensen die denken dat dialectsprekers minder intelligent zouden zijn, of automatisch botter. Dat is natuurlijk onzin, want het spreken van de ene taal of de andere taal maakt je geen inherent ander mens. Bovendien is bijna de hele wereld is meertalig, dus taalvariatie is de norm. Zeker in een tijd dat we veel aan het nadenken zijn over hoe we met elkaar omgaan, denk ik dat het goed is om dialecten eens anders in te kaderen. Bij de Nedersaksische streektaalconferentie in Wolvega vorig jaar had Willemijn Zwart een goede hoek te pakken: het bevorderen van meertaligheid en dialecten is bij uitstek iets wat in het algemeen inclusiviteit ten goede komt. Dat is een beetje een beladen term, maar ik denk dat het zeker waar is en dat maakt dialect praten extra modern. Als laatste wil ik nog even benadrukken dat we hier in Groningen hard bezig zijn om computers in het Gronings te laten praten, waarvoor mijn collega Martijn Bartelds zelfs samenwerkt met onderzoekers van een grote Amerikaanse universiteit. Zelfs aan de andere kant van de oceaan zijn ze bezig met het Nedersaksisch, wil ik maar zeggen.”