Afbeelding

Over kermis, suikerspin en vuurwerk

Het is de laatste dag van de kermis, hij pikt nog wat restwarmte van de eindeloze zomer mee.
Man kan, bij 27 graden en meer, medelijden voelen met de oliebollenkraam.
Ik weet niet of kermissen bij zomers horen, maar de mevrouw in de suikerspinnenwagen heeft het wel moeilijk.
Door de warmte transpireert ze en al die rondzwevende suikerdeeltjes hechten zich aan haar huid.
‘Ik plak helemaal,’ zegt ze.
Ik spreek haar even aan op een rustig moment in de avond.
Ze verkoopt al 45 jaar suikerspin.
Ik kijk haar verbijsterd aan.
Het is mijn leven, zegt ze.
Ze verkoopt het vers aan een stokje, in blauw en roze.
Het stokje haalt ze door een blazende trommel met trillend suikerhaar.
Of ze verkoopt het in emmers. 7 euro voor een grote. 4 voor een kleine.
Of ze niet misselijk wordt van de geur, vraag ik haar.
Haar kar ruikt helemaal naar suikergoed.
‘Ik ben eraan gewend,’ zegt ze, ‘ik ruik het niet meer.’
‘En eet u er zelf wel eens van?’ vraag ik.
‘Nee, ik hou niet van suiker.’
Dat deed me denken aan mijn zoon, die eens solliciteerde bij een kaashandel.
‘Hou je van kaas,’ vroeg de kaashandelaar.
‘Nee,’ zei mijn zoon.
Hij werd niet aangenomen.
Er is voor de komende week een weersverandering voorspeld.
Dus misschien regent het in stromen op de kermis in Silvolde, Drempt, Terwolde of Pannerden.
De rivier kan het gebruiken, hij is nog lang niet zijn oude zelf.
Als een geraamte kruipt hij door zijn bedding.
Maar zijn laatste kunstje volbracht hij nog: hij weerspiegelde het vuurwerk dat aan zijn oever werd afgestoken.
De stad was uitgelopen om dat te zien.
De kade vulde zich met mensen, die over het water uitzagen, met hun rug naar de stad. Ik koos voor een plaats op de oude brug, die trilde en rilde onder de beweging van belangstellenden.
Vuurwerk is vuurwerk, je kunt er aah en ooh bij roepen, maar zelden brengt het verrukking, ofschoon ik ooit een pyrotechnisch meesterwerk zag boven de zee bij Blanes. Er werd toen virtuoos tegen de hemel geschilderd.
Dit vuurwerk imponeerde vooral door enkele daverende knallen, alsof de stad na 1572 opnieuw onder kanonvuur lag.
Zondagavond. Tegen elven.
De kermis is echt voorbij. De kramen en attracties worden afgebroken. De muziek en het gillen van meisjes heeft plaats gemaakt voor het harde tikken van metaal op metaal. Mannen in werkbroek en t-shirt zijn zwijgend in de weer. Af en toe stoppen ze om te roken of een slok te nemen uit een literpak frisdrank. Ze demonteren de botsauto’s, de zweefmolen, het carrousel.
Van de draaimolen zie ik nog een eenzaam busje staan.
De vrouw van de suikerspinnen staat voor haar gesloten kraam, haar handen vol met plastic tassen.
Haar gezicht glanst.
Ze oogt vermoeid.
‘Goeie omzet gedraaid?’ vraag ik haar. Ze aarzelt even.
‘We zijn tevreden,’ zegt ze. Ik zeg dat dat zuinigjes klinkt.
Het was te warm, zegt ze. Ze gaat naar huis, een dag. En dan weer met de kraam naar Leesten, naar het winkelcentrum. Op naar vijftig jaar suikerspinnen.