Afbeelding

Vissen

Ga je een eindje fietsen of wandelen, dan ontmoet je vogels, vlinders, soms een ree en er is zelfs minimale kans op een boommarter (vorige week kruiste er voor het eerst eentje in de Achterhoek mijn pad). In de vijver zitten kikkers te kwaken en schaatsenrijders – uit de familie van de wantsen – glijden over het wateroppervlak.

Een belangrijke diergroep krijg je zelden voor ogen, tenzij je een hengel uitgooit of kopje onder gaat. Of het Aquadomum in Zelhem betreedt. Een huis gebouwd in het water: uit het raam kijkend zie je geen koolmees aan de pindaslinger, maar een heuse snoek staart jou aan.

Ooit gooide ik een hengel uit, dat bleek niet mijn ding, ik gaf er zo’n zwaai aan dat het haakje zich vastgreep aan de reling van een bootje achter mij. Zwemmen bevalt beter, maar dan blijven viswaarnemingen beperkt tot gekriebel aan je tenen.

Ik liep langs een vijver toen twee mannen net een kanjer van een karper aan land hadden gehesen. Ze vroegen of ik een foto wilde maken van beide vissers met hun spartelende trofee, die ze daarna weer in het water lieten zakken.

Eén keer heb ik langs de IJssel een zeearend gezien, een kanjer van een vogel. Hoewel vissen in een andere wereld leven, onzichtbaar in de diepte, kun je er, na enig hengelen – of met een schepnet – toch makkelijker samen mee op de foto dan met een vogel.

Vogels en vissen zijn tegenpolen, ze komen elkaar alleen tegen als hun magen knorren: snoeken eten jonge eendjes, zeearenden snoekbaarzen.

Ter voorbereiding op een excursie las ik de nieuwe Visatlas van Nederland, zodat ik eventueel over de kolblei en de sneep kon vertellen, of op z'n minst verwijzen naar dit leerzame boek waarin per soort wordt beschreven hoe het ermee is gesteld. De zeldzame sneep neemt licht in aantal toe, de algemene kolblei wordt juist minder waargenomen. De brasem, "relatief tolerant voor watervervuiling”, is volop aanwezig. Van een visser hoorde ik dat het lange tijd vrijwel de enige soort was die je in de rivier kon vangen, zo vies was het water. Snoekbaarzen blijken in Nederland te leven omdat ze in de negentiende eeuw zijn uitgezet. En karpers zwemmen in de Lage Landen dankzij de Romeinen. Altijd riskant om soorten toe te voegen, je kunt het plaatselijke ecosysteem ermee verstoren. Karpers hebben het hier zelf lastig, "het voortplantingssucces is beperkt”. De aanwas komt van door mensen gekweekte karpers. De Amerikaanse zonnebaars ontsnapte als aquariumvis en vormt een dodelijk gevaar voor inheemse amfibieën. Leeggekieperde vissenkommen gaven goudvissen de vrijheid; ten gevolge daarvan heeft de goudvis, "een kweekvorm die meer dan duizend jaar geleden in China is ontstaan”, nu een eigen paragraaf in de vaderlandse Visatlas.

De dag na de excursie zag ik alsnog een vis, een kleintje, een spiering misschien: in de snavel van een visdiefje. Die vogels zijn hun hele leven op vissenjacht, met verbazingwekkende elegantie grissen ze hun prooi uit het water. Voor een hengel of een schepnet halen ze hun vleugels op.