Helma hoort de berichten over een overvol Schiphol en denkt aan de kampeervakanties van vroeger.

meivakantie

dromen dobberen op een bagageband
stuurloos rond en rond wie geeft ze vleugels
de stoet golft aan de terminals voorbij
een opgewonden woeste polonaise
van buiten sluiten steeds meer mensen aan

stakebonenbenen in bermuda
onvervuld verlangen naar Marbella
lijf aan lijf geen afstand meer we mogen weer
plaatsen boze tweets schreeuwen kelen zeer
plat water van de uitgebluste brandweer

we breken ons het hoofd over de zomer
houden het hart vast voor de wintersport
de gastvrouw draagt een hes ik help u graag
een man herhaalt zijn vraag schiet uit zijn slof
Schipholschaamte treinvermijding sterrenstof

in t Woold kon je de sterrenhemel zien
wildkamperen kind reik mij die haring
ik had zelfs nog geen windscherm opgezet
mijn ouders voeren blind op hun ervaring
geulen graven rubber laarzen opblaasbed

klank van klaterend water Bekendelle
boterham in het Korenburgerveen
moeder rook vertrouwd naar citronella
reeën rond de tent biddende havik
de wolf uit het sprookje en de Grote Beer

eieren halen bij de Scholtenhoeve
de wonderschone stilte van weleer
de oehoe riep vanuit de kalksteengroeve
wandelen in de dauw op blote voeten
geen incheckbalie brengt die vreugde weer