Instemmingsplannen

Herbestemming van gebouwen lijkt een recent verschijnsel, maar is iets van alle tijden. Als je erop gaat letten, kom je in je leefomgeving overal voorbeelden tegen. Neem het dorp Lonneker (Twente) waar ik ben opgegroeid: in de loop der jaren hebben allerlei panden een nieuwe invulling gekregen. In de kleuterschool waar ik naartoe ging woont mijn voormalige klasgenoot Pim en in de bakkerij even verderop zit nu een schoonheidssalon. En geloof het of niet, maar het urinoir naast de begraafplaats is omgetoverd tot ‘s lands kleinste galerie. Ook de pastorie van de Jacobuskerk aan het Lonneker dorpsplein krijgt een andere functie: het is de bedoeling dat er hotelkamers en zorgappartementen in komen. 

Door de vele voorbeelden van herbestemming zou je haast denken dat het ombouwen van panden een fluitje van een cent is. Vergeet het maar: het is niet zelden een proces van bloed, zweet en tranen. Op dit moment zien we dat vooral bij leegstaande dorpskerken en boerderijen. Aan creatieve ideeën geen gebrek. Waarom zetten we in de kerk geen glazen kubus als ontmoetingsruimte, zodat we niet het hele kerkgebouw hoeven te verwarmen? Kunnen we de stal op dat voormalige erf niet gebruiken als werkplaats voor het bouwen van carnavalswagens? En zou het niet mooi zijn als we in die lege boerderij starterswoningen realiseren? Vaak zijn het particulieren of ondernemers die zulke alternatieve invullingen vanuit een plaatselijke behoefte initiëren en het dorp ervoor proberen te enthousiasmeren. Dat lukt meestal wel, maar daarna begint het pas. Want ‘tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren’, om het in de woorden van schrijver Willem Elsschot te zeggen. Knellende regelgeving, lange procedures en het denken in risico’s in plaats van kansen hebben al mening herbestemmingsplan doen stranden. 

Waarom maken provincies en gemeenten bij herbestemming niet meer mogelijk? Natuurlijk zijn ze gebonden aan wetten, regels en beleid. En ook banken, vastgoedeigenaren en andere partijen kunnen roet in het eten gooien. Maar overheden kunnen wel soepeler omgaan met de regelgeving. Zo zijn bestemmingsplannen vaak rigide, terwijl transformatie juist vraagt om ‘instemmingsplannen': instemmen met een goed plan in plaats van voorschrijven welke functie een gebouw moet hebben. Herbestemming faciliteren heeft zin, want dorpelingen hebben vaak warme gevoelens bij ‘hun' oude panden. Zo ook Pim die in zijn vroegere kleuterschool woont. Toen hij het gebouw wilde kopen, wist hij dat de renovatie veel sores zou opleveren. Maar ‘de geest van de plek', die gaf de doorslag. In de krant zei hij daarover: ‘Ik weet nog dat mijn moeder me hier op het schoolplein afzette en dat ik als kleuter door deze gangen rende. Al die herinneringen, dat gaf zo'n gaaf gevoel aan dit huis.'