De woonwijk van de dichter is versierd met bomen, zouden ze weten dat hun einde gaat komen?

Een boom opzetten

De boom op de hoek van de straat
lispelt naar een collega nabij:
“Heb jij er alleen lampjes in?
Of is er ook zo’n kralensnoer bij?”

De wijk is aangedikt met groen,
’t is het minste dat ze dit jaar kon doen,
al weet niemand dat ze praten kunnen;
de bomen in het lichtplantsoen.

Over hoe verstikkend soms het koord
en de nooit aflatende stroom.
Van hoe te leven als pronkstuk voelt
maar liever ontworteld, dan kunstboom.

Want al wie uitvalt, heeft eens vertakt
en de tijd en de wind doen vergaan..
Maar hoe leeg de armen ook worden zullen
het licht blijft altijd aan.

Tot de mens hen stevig aan de stam,
tijdens restjes kerstmuziek,
slepend een laatste zegetocht geeft
tegen de richting in van de piek.