Donker

Het licht gaat opeens uit. Het beeld op de televisie gaat op zwart. De computer geeft nog licht, want die werkt nog even op de batterij. Een stroomstoring? Ik loop naar de keuken. Daar brandt nog wel licht. Dan is er maar één mogelijke conclusie: er is een stop uit gevlogen.

De kast met de stoppen bevindt zich in het voorhuis, waar het licht het eveneens niet meer doet. Hoe vervang je een stop in het donker? Geen zaklantaarn of kaars in huis om bij te lichten. Wat dan? Vroeg naar bed gaan en als het licht is de stop vervangen? Geen ideale oplossing. Na een kwartiertje in het donker belde ik mijn zus op of ze even wilde komen om het lichtje in huis te spelen. “Waarom dan?” Ik legde het uit. “Maar je hebt toch een zaklamp op je mobieltje?”

Daarna begreep ik, dat ik licht heb op mijn slimme telefoon. Maar waar? Na een kwartier van alles proberen wist ik dat ik daarvoor een applicatie moest installeren. Dat lukte zowaar. Even later verving ik met behulp van mijn nieuwe zaklamp de stop en was er weer licht in de vertrekken, waar ik het meest vertoef. Die stop was er al wel eerder uitgevlogen, maar dat gebeurde altijd als er nog volop daglicht was.

Hoewel ik weet dat stroomstoringen voor kunnen komen en dat een stop er uit kan vliegen, houd ik er nooit rekening mee. Ook niet met andere vervelende omstandigheden. Ik heb nooit een voorraad kaarsen in huis. Of een kelder vol gedroogd voedsel, flessen water en toiletpapier voor de rest van mijn leven. In mijn schuur staat geen noodaggregaat, waarmee stroom opgewekt kan worden.

Ben ik te optimistisch? Ga ik er te gemakkelijk van uit dat ik nooit langdurig in omstandigheden terecht kom, waarin al onze dagelijkse gemakken niet zo vanzelfsprekend zijn? Ik denk dat ik niet de enige ben. Ik heb dergelijk ongemak te weinig meegemaakt en ik vergeet dan snel. Lang geleden kwam ik aan bij een vakantiehuisje, ver weg van de bewoonde wereld. Geen stroom, geen water, niets. Pas een dag later was het er. Het ontregelde me zo, dat ik meteen naar huis ben gegaan.

Het geeft aan hoe verwend ik ben. Als ik daarover nadenk komt er even schaamte in me op. Ik ben gewend aan luxe, die zoveel mensen in deze wereld nooit hadden. Ik klaag als het niet gaat zoals ik gewend ben. Stel je voor dat ik niet meer naar het café kan of zuiniger moet zijn met inkopen. Alles en iedereen wordt dan vervloekt. Ik ben niet de enige. Daarom hoop ik voortaan op veel langdurige stroomstoringen. Misschien leidt dat tot nadenken.