Renate Snoeijing, Edwin Küpers, Anton Stapelkamp, Femia Siero en Frans Miggelbrink (vlnr) aan tafel. Foto: Roel Kleinpenning

Renate Snoeijing, Edwin Küpers, Anton Stapelkamp, Femia Siero en Frans Miggelbrink (vlnr) aan tafel. Foto: Roel Kleinpenning

foto Roel Kleinpenning

Streektaal is stoerder dan ooit!

DOETINCHEM - Streektaal staat volop in de belangstelling. Jongeren gebruiken Achterhoekse leuzen als straattaal, bands die dialectrock maken zijn mateloos populair en er is steeds meer belangstelling en waardering voor de eigen streektaal en -cultuur. Dat is hartstikke mooi, maar het kan natuurlijk altijd nog beter. Daarom organiseerde Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers (ECAL) het symposium ‘Bi-jpraoten’ dat afgelopen vrijdagmiddag plaats vond in de businessruimte van stadion De Vijverberg in Doetinchem.

Door Hans Hissink

Diverse onderzoeken wijzen het uit: streektaal wordt steeds minder gesproken en zou ten dode zijn opgeschreven. “Dat kan wel zo zijn, maar de laatste jaren is er een enorme verandering gaande”, aldus Marije Stomps, streektaalfunctionaris bij ECAL. “Misschien is het de invloed van corona, waardoor er weer meer waardering is voor de eigen leefomgeving, met zijn eigen streektaal en -cultuur. Misschien zijn het ook wel de populaire dialectbands en de Zwarte Cross, die streektaal weer populair hebben gemaakt. Je ziet dat mensen trots zijn op hun wortels en dat graag willen uitdragen, bijvoorbeeld door streektaal te spreken. Ook jongeren. Alderbastend mooi toch!”

Officieel erkende regiotaal
Het Achterhoeks is, net als het Gronings, Drents, Stellingwerfs, Twents en Veluws, een variant van het Nedersaksisch, een officieel erkende regiotaal. Het Nedersaksisch wordt in Nederland, na het Nederlands, zelfs het meest gesproken bij de mensen thuis. Toch is het belangrijk dat we de streektaal blijven koesteren en gebruiken: het is een belangrijk onderdeel van de Achterhoekse identiteit. Liefhebbers en kenners van de Achterhoekse taal spraken hier met elkaar over tijdens het streektaalsymposium afgelopen vrijdag. In drie rondes namen zij plaats aan een grote tafel en discussieerden over het belang en de toekomst van het Nedersaksisch. Frans Miggelbrink was tafelheer tijdens het druk bezochte symposium.
Dialectband De Boetners opende het streektaalsymposium met twee dialectnummers waarna Frans Miggelbrink de middag opende met een gesprek met Femia Siero, directeur van Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers. Zij liet horen dat het niet noodzakelijk is om de streektaal aan te hangen als je geen Nedersaksisch spreekt. In het zogenaamd algemeen beschaafd Nederlands antwoordde zij op de vragen die Miggelbrink in het Achterhoeks stelde. "Ondanks dat ik geen Achterhoeks praat, voel ik mij wel Achterhoeker,” legde Siero uit. Zij woont inmiddels 15 jaar in de Achterhoek en voelt zich er thuis. "De Nedersaksische taal, waar het Achterhoeks dialect onderdeel van uitmaakt, is écht een taal, het hoort bij ons, het is erfgoed. Daar mogen we best trots op zijn.”

Ambassadeurs
Bij de eerste vijf tafelgasten werd direct een link van de steektaal naar De Boetners gelegd. "Muziek is een heel belangrijk onderdeel om streektaal onder de aandacht te brengen.” Hierbij werden ook Bõkkers en Skik onder de aandacht gebracht. Dit soort bands worden als beste ambassadeurs van de streektaal genoemd. Verder werd bevestigd dat er al heel veel lokaal gebeurd op het gebied van streektaal, maar dat daar meer bekendheid aan gegeven moet worden zodat het bij nog meer mensen onder de aandacht komt. Arend Jansen van de gemeente Voorst/Brummen verwoordde het op zijn manier. "Streektaal is een spreektaal. Het is ook al veel meer aanwezig dan vroeger.”
De roep om samenwerking liep als rode draad door het programma. Renate Snoeiijing, directeur van het Huus van de Taol in Drenthe, was de eerste die opriep tot meer samenwerking. "De regio's en provincies moeten meer met elkaar optrekken en grensoverschrijdend bezig gaan.”

Educatie
Tijdens de tweede tafelronde kwam het onderwerp educatie aan de orde. Diana Abbink, projectmedewerker regionale identiteit bij het ECAL, lichtte het programma Wiesneus toe dat in samenwerking met Huus van de Taol en de bibliotheken West en Oost Achterhoek tot stand kwam. "Dit programma is ontwikkeld om kinderen op jonge leeftijd kennis te laten maken met de streektaal. 58 scholen uit de Achterhoek deden daaraan mee. Daarmee blijkt dat de behoefte er wel is om met streektaal in aanraking te komen. Daarnaast werd er ontzettend enthousiast op gereageerd door kinderen én leerkrachten.” Lienke Eenink is docent Nederlands aan het Graafschap College en bestuurslid van de vakgroep Levende Talen Nedersaksisch. "Wij hebben een lessenserie ontwikkeld waarin de streektaal voor de zorg aan bod komt. Als je als verzorgende of verpleegkundige de mensen aanspreekt in hun eigen streektaal, dan voelt dat gelijk vertrouwd. Vooral bij de mensen van de oudere generatie.”
Er is onderzoek gedaan naar het gebruik van het Nedersaksisch. Het is de moedertaal van twee derde van de oudere generatie in Noord-Oost Nederland. Joop Hekkelman, streektaalschrijver en docent streektaalcursussen, sprong daar gelijk op in. "Plat heuren praoten, döt plat praoten. Misschien moeten jonge ouders wel een cursus krijgen om hun kinderen dialect te leren praten.” Vanuit de zaal werd daarop gereageerd. "Ouders die plat kunnen praten doen dat thuis niet. Wanneer zij dat wel doen, dan pakken de kinderen dat automatisch op.”

Achterhoekse muziek
Onder andere het imago kwam als laatste aan bod. Algemeen directeur van De Graafschap, Hans Martijn Ostendorp, viel gelijk met de deur in huis met een primeur. Hij deed zijn verhaal in het Achterhoeks dialect. "Vanaf nu wordt er alleen nog maar Achterhoekse muziek gedraaid tijdens de thuiswedstrijden van De Graafschap. Want onze taal is onze taal en dat maakt wie je bent.” Marije Stomps laat nog eens weten dat het veel voordelen heeft om thuis je eigen streektaal te spreken. "Als je de kinderen laat opgroeien met het dialect, dan hebben ze later veel minder moeite om vreemde talen te leren.”
Toin de Ruiter, directeur van accountantskantoor BonsenReuling sprak, in al zijn enthousiasme over de streektaal, nog wel een wens uit. "Ik zou het mooi vinden dat plaatsnaam- en straatnaamborden met dubbele namen komen. In het Nederlands en in de eigen streektaal. Want streektaal is traditioneel, maar niet ouderwets.”

Niet schamen
Aan het einde van het symposium blikten Femia Siero en Frans Miggelbrink samen terug. "Het was een hartstikke mooie middag. Goed om te zien dat veel mensen zich bezighouden met de streektaal. We moeten het naar buiten brengen, ons er niet voor schamen en we moeten het overal kunnen gebruiken. Want dat is de kracht van de eigenheid, de kracht van de streektaal.”