Bezoek van een minister

Donderdag was een belangrijke dag. De minister van onderwijs kwam naar Winterswijk. Een opening van een grensoverschrijdende instelling voor hoger beroeps onderwijs was bijzonder genoeg voor haar om de reis naar het verre oosten te beginnen. Vaak komt het niet voor dat een minister naar ons dorp komt.

De laatste keer kan ik me niet eens meer herinneren. Was het die minister van landbouw die door boze boeren bij het raadhuis werd verdreven? Nee, dat was de minister, die lobbyist is geworden voor energiebedrijven. Twee jaar geleden kwam zij de gevolgen van de droogte rondom Winterswijk bekijken.

Voor zo’n bezoek wordt een draaiboek opgesteld, dat vele malen is besproken. Er mag niets misgaan. Een interview met de minister is niet zomaar mogelijk. Er is een strak programma met een kwartier gelegenheid om vragen te stellen. Omdat ik niet de enige was die dat wilde doen, moest ik me goed voorbereiden. Ook als ik maar één vraag stelde moest die goed zijn. Gewend aan wethouders die mij altijd veel tijd gunnen was dit lastig. Daarom was ik vooraf zenuwachtig.

Om te ontspannen fietste ik het buitengebied in. Ik ging over paden en wegen waarover ik vele malen fietste. Toch zie ik elke keer nieuwe dingen. Sommige wegen ken ik zo goed, dat ik er bij wijze van spreken met de ogen dicht kan fietsen. Misschien heb ik dat in een onbewaakt ogenblik gedaan. Opeens lag ik op mijn zij midden in een braamstruweel. Boven me hingen enkele rijpe bramen, waarvan ik er een plukte en opat. Als je toch in de buurt bent …

Met enige moeite kwam ik overeind. Op de rug liggen en me langzaam opdrukken. Dat was een flinke opgave tussen de bramenstruiken, want ik probeerde zoveel mogelijk de stekels te ontwijken. Na enige tijd stond ik rechtop en wist uit de prikkelstruiken te komen. Intussen at ik enkele geplukte bramen, want die zagen er nog steeds aanlokkelijk uit. Daarna zocht ik de sandaal die ik kwijt was. Die lag bij de fiets.

Nadat ik de fiets overeind had geduwd, kon ik opstappen en eindelijk richting ontvangst van de minister te fietsen. Op mijn mobiele klok, tevens telefoon, zag ik dat het tijd was. Terwijl ik Winterswijk binnen reed haalde ik een bekende in. Ik maakte uit beleefdheid een praatje. “Je bloedt”, zei hij weldra. Ik was verbaasd, want ik merkte het niet. “Maar ik moet naar de minister”, reageerde ik. Thuis voor de spiegel constateerde ik dat ik onder de schrammen zat, die vooral in het gezicht een beetje bloedden. De minister moest wachten tot een volgende keer.