Een bankje langs de Henxelseweg. Foto: Bernhard Harfsterkamp
Een bankje langs de Henxelseweg. Foto: Bernhard Harfsterkamp

Bij een klaterende beek

Als ik op het bankje ben neergestreken, hoor ik het meteen: stromend water van een nabijgelegen beek. Dat verbaast niet, want ik had de groene brugleuningen al gezien. Fietsend over de Henxelseweg daalde ik bovendien en dan kom je meestal in een beekdal.

Het dal is niet overal duidelijk langs een beek aanwezig. Langs de Willinkbeek is dat wel goed te zien. Om dat te ervaren kun je aan de overkant van de beek over een smal paadje het beekbos inlopen. Als je dat pad blijft volgen, het slingert want het volgt de kronkels van de beek, kijk je aan de ene kant tegen een hoge oever aan. Aan de andere kant zie je hoger gelegen esgronden.

Die hoge oever ligt tegen de esgronden aan die aan het beekbos grenzen. Het mooiste is het te zien bij de volgende brug stroomopwaarts. Die ligt aan de Vredenseweg. Aan beide kanten zie je dat het fietspad omhoog loopt. Als je zelf omhoog loopt zie je de esgronden tegen de kronkelende bosrand aan komen. Het bos ligt duidelijk lager en op het allerlaagste punt stroomt de Willinkbeek.

Dat kronkelende pad langs de beek komt uit op de hoger gelegen landweg die langs de akker gaat. Het bos tussen beide beken is voor een deel eigendom van het Geldersch Landschap. Voor deze organisatie is het onderdeel van het Gossink dat voor het grootste deel aan de andere kant van de Vredenseweg loopt.

In de directe omgeving heeft het beekbos een andere naam. Ze noemen het Tranendal. Dat doet vermoeden dat er ooit wat gebeurde dat veel verdriet veroorzaakte. Misschien vaker, want na één keer is zo’n naam er niet meteen. Wat dan? Niemand kon het me nog vertellen.

Zelf denk ik dat iemand zichzelf heeft gedood. Gerrit Komrij schrijft ergens over een lugubere ontmoeting. Hij was boekenwurm, toch kwam  hij kwam als jongetje in de bossen, die aan zijn kant van het dorp lagen. Dan denk je al gauw aan de bossen van Henxel, waar hij eens enorm schrok, omdat er een dode aan een boom hing. Komrij was schrijver en dan kan het altijd verzonnen zijn.

Verzinnen kan ook ik. Een boerenknecht werd verliefd op de boerendochter en wilde trouwen. "Je denkt toch niet dat ik met zo'n sukkel trouw!?”, zei ze. De knecht ging naar het beekbos toe en huilde uren, zittend op de oever. Al zijn tranen kwamen in de beek. Het waren er zo veel dat het beekwater steeg en steeg en zelfs even buiten de oevers trad.

Wel hoorbaar, niet zichtbaar, de Willinkbeek: Foto: Bernhard Harfsterkamp