Het dichtstbijzijnde bankje dat ik ken. Foto: Bernhard Harfsterkamp
Het dichtstbijzijnde bankje dat ik ken. Foto: Bernhard Harfsterkamp

Dichtbij huis

Voor boeiende natuur hoef je niet altijd op pad te gaan. Hoe verder weg, des te prachtiger lijken sommige mensen te denken. Toch is er altijd natuur dichtbij. Ik kan in en om het huis genieten van planten en dieren en zit daarvoor met enige regelmaat op mijn bank buiten.

In het huis? Jazeker, die spinnen zijn leuk om te bekijken. Bovendien zijn ze nuttig. Ook overwinteren er ergens in het huis elk jaar vleermuizen en tegen het huis aan hangt een vleermuizenkast speciaal bestemd voor de kleinste soort, de dwergoorvleermuis. Bij huis is er uiteraard meer te beleven. Alleen al de twee hazelaars die ik vanaf de bank zie herbergen allerlei dieren.

Die hazelaars zijn 25 jaar oud en hebben voor een groen scherm gezorgd, zodat ik als ik achter het huis vertoef niet meteen voor iedereen zichtbaar ben. In de hazelaar scharrelen regelmatig kool- en pimpelmezen rond. Wat doen ze toch, vroeg ik mij af. Toen ik beter ging kijken zag ik dat ze haast onzichtbare insectjes verzamelen. De hazelaar zit er blijkbaar vol mee. Die insectjes worden in de broedtijd vooral aan de opgroeiende jongen gegeven. In die periode is een meesje er ontzettend druk mee.

Later in het jaar kan er een eekhoorn in de hazelaar opduiken. Die zitten overal in het dorp, waar in tuinen bomen en struiken aanwezig zijn. Eekhoorns staan bekend als verzamelaar van noten. Toch duiken ze in mijn hazelaars al op als de noten nog niet rijp zijn. Ze knagen dan aan de nog groene hazelnoten. De rijpe hazelnoten zijn bij meer zoogdieren geliefd. In de schuur en zelfs in het huis kom ik ze op de meest onverwachte plaatsen tegen. Verantwoordelijk hiervoor zijn veld- en huismuizen.

Hoewel ik tegen een groen scherm van bladeren aan kijk, kan ik nog wel iets van de omgeving zien. Meest opvallend zijn de twee imposante gebouwen van de Tricot. In de voormalige textielfabriek wonen tegenwoordig mensen. In de verte kan ik de schoorsteen zien, die enigszins ingekort werd door een blikseminslag. Die herinner ik me nog goed, want het was een enorme klap, waarna de stroom in mijn huis uitviel.

De trots van mijn schaduwrijke hoekje blijft de paardenkastanje, die ik in 1970 plantte. Ook de kastanje herbergt veel dierlijk leven, waarbij de insecten grotendeels onzichtbaar zijn. Het meest talrijk is de kastanjemineermot. Daarvan zie ik alleen de gele sporen in de bladeren. De kastanje wordt er minder vitaal door. Bij een storm maak ik me nog steeds geen zorgen.

Een groen scherm van kastanje en hazelaars. Foto: Bernhard Harfsterkamp