Joanne Ellenkamp schreef een gedicht over de wachtenden bij de vaccinatielocaties.

Zij waren al vroeg die koude ochtend bijeen
een verzameling stramme zachtmoedigen
lijzige oudere wachters in de schaduwen
dik gekleed in jassen met kleurige tassen
blote hoofden met in de war gewaaide grijze
haren en ieder een uniforme look in ‘t gezicht
langzaam vooruit kruipend, gesierd met krukken
rollators en hier en daar een plastic tuinstoel
met hun getrouwe gevolg heel nabij
verder alles verantwoord ver weg.
Een stille in zichzelf gekeerde tocht
met her en der gapende gaten
enkelingen die samen zijn geroepen
die zich slordig slingerend verspreiden
over de immens grauwe parkeerplaats
waar niet gedronken en gehost wordt maar
verwachtingsvol gehoopt en gewacht
op vakkundige toediening van het vaccin
dat beschermt tegen besmetting en gevaar.
Nog even op de plaats rust voordat
de ingetogen carnavalsoptocht zich
in beweging zet op straffe aanwijzing
van hen met beschermende mondkapjes
en witte pakken die streng toezien opdat
ook vandaag alles verantwoord verloopt,
die deuren openen en iedereen zorgvuldig
bij hun naam en nummer noemen.