Het bankje in de Beerninkhoek. Foto: Bernhard Harfsterkamp

Het bankje in de Beerninkhoek. Foto: Bernhard Harfsterkamp

In de Beerninkhoek

Terwijl ik door Ratum fietste, zag ik bij de ingang van een bos een bekende lopen. Ik stapte af en liep naar hem toe. Het was Jan Naaldenberg, boswachter van het Geldersch Landschap. Ik had hem al een tijd niet meer gezien en daarom was het goed om bij te praten. Zo’n praatje met Jan is nooit kort. Geen probleem, ik had alle tijd.

“We hebben ook een bankje in dit bos”, zei Jan en daar liepen we naar toe. Ik ken veel bankjes in Winterswijk, maar zeker niet allemaal. Dit eenvoudige houten bankje had ik nog nooit gezien. Het staat bij een poel in de Beerninkhoek. Ik denk soms dat ik op elk plekje in het buitengebied een keer ben geweest, maar dat is niet zo. In dit bos, een van de grotere in Ratum, heb ik in het verleden zeker gewandeld. Ik heb er zelfs planten geïnventariseerd, maar blijkbaar ben ik nooit bij deze poel geweest.

Toch ligt die er al bijna 50 jaar. De vorige eigenaar heeft deze bospoel gegraven. Niet in één keer, want op oude kaarten zie je dat de poel eerst kleiner was en geleidelijk aan groter werd. Het heeft de vorm van een acht gekregen door de vernauwing in het midden. Jan sprak ik een tijd geleden. Om de omgeving nog eens rustig in me op te nemen, zat ik donderdag langer op het bakje. Het water van de poel spiegelde, want de nachtvorst had voor een dun laagje ijs gezorgd.

Ruim honderd jaar geleden lagen hier woeste gronden, bestaande uit heide, opslag van dennen, berken en andere bomen en moerassige hoekje. De bospoel ligt op de plek, waar het moerassig was. Het zal een natte plek in het bos zijn geweest, zodat het logisch was er een poel aan te leggen. Rechts ernaast zie ik veel berken en elzen staan, soorten die goed tegen natte voeten kunnen.

Dat het hier nat was, is te zien aan de rabatten links en achter me. Dat zijn slootjes die gegraven zijn, om de grond ernaast droger te maken. Honderd jaar geleden werden hier vooral dennen aangeplant, tegenwoordig staan er andere bomen tussen. Dennen waren in die tijd populair, want het hout werd gebruikt in kolenmijnen. Om mijngangen te stutten en om te waarschuwen. Het piepte als een mijngang dreigde in te storten. De poel in het bos heeft hier voor extra variatie gezorgd. De vorige eigenaar van het bos, vertelde Jan Naaldenberg, had één eigenaardige gewoonte. Hij was hondenliefhebber en als een dierbaar dier stierf werd die in de buurt van de poel begraven. "Er zijn hier heel wat honden begraven”, zei Jan. Er is niets meer van terug te zien. Ik zie vooral dennen met daaronder veel blauwe bosbes.

Een poel midden in het bos. Foto: Bernhard Harfsterkamp