Ontbering

Op het station kwam er iemand naar me toe met de woorden: ‘Elke man heeft recht op ontbering.’ Ik was verrast, ik wist niet wat ik ervan denken moest. Ik dacht aan Karel Groothuysen, een jongen die in Amsterdam bij me op school zat, jaren vijftig. Ik kwam wel eens bij hem thuis, hij woonde in een villawijk, ze waren rijk. Aan de muren hingen schilderijen van schilders die ik alleen in musea had gezien. Het was overerfde rijkdom, zijn grootvader had dit allemaal verzameld. Zijn vader was er zuinig op, hij leefde matig en sceptisch, het was een intellectueel.

Karel was trouwens ook een vreemde vogel, hij keek elke morgen door het keukenraam naar de prachtige tuin die het huis omringde, de belendende huizen waren niet te zien. Hij zei, ook al was er niemand anders in de keuken aanwezig, luid en duidelijk: ‘Als ik in de gevangenis kom, moet ik kunnen teren op dit uitzicht.’ En hij voegde er met zachte stem aan toe dat hij een foto van een gebakken ei aan de muur van zijn cel zou prikken. Hij wist wel dat de taal het oog niet kon overtreffen. Hij wist dat schoonheid verdwijnt als je haar niet ziet, maar hij hield voet bij stuk, het was een klein bedrog, hij deed er niemand pijn mee. Hij had een oom, de broer van zijn vader, die in de oorlog in een jappenkamp had gezeten. Hij had het overleefd en daarom wist Karel dat hij in zijn cel een foto van een gebakken ei aan de muur had geprikt. Zijn oom had zijn leven te danken aan die foto.

Terug naar december 2020. De onbekende die onverwacht had gezegd dat elke man recht heeft op ontbering, bleef zwijgen toen ik hem had gevraagd wat deze uitspraak betekende. Of ik het ooit zou horen hing af van de komst van de trein. Toen de luidsprekers bekend maakten dat die tien minuten vertraging had, ging ik zitten op de houten bank naast de ingang van de cafetaria. Tot mijn verbazing gaf hij me antwoord. Het was een uitspraak van zijn moeder, die van mening was dat vrouwen de echte macht in handen hadden en dat de mannen daar niet wezenlijk van op de hoogte zijn en uiteindelijk altijd aan het kortste eind trekken. Ik was verrast en nam me voor er in 2021 eens diepgaand over na te denken.