Twee weken alleen

Het zal zo’n 20 jaar geleden zijn geweest. Samen met mijn vader en moeder zou ik naar het huisje van de herenboer uit Meddo in Småland gaan. Ik had er mijn ouders enthousiast over verteld. Het kostte enige moeite om ze te overtuigen om eens mee te gaan. Mijn moeder vond 60 kilometer al te ver weg en dit keer werd het een reis van bijna 900 kilometer. Na enig aarzelen zei ze ja.

Op zondagmorgen was de auto van mijn vader al ingepakt, want mijn moeder hield niet van wachten op het laatste moment. Op zondagmiddag gebeurde een ongelukje. Mijn vader struikelde achter het huis over een onregelmatigheid. Die was ontstaan door de esdoorn die zich spontaan tegen de schuur aan had gevestigd. Een van zijn wortels duwde een tegel iets omhoog.

Struikelen daarover was niet mogelijk, maar mijn vader lukte het. Wat nog vervelender was, hij viel ongelukkig en kneusde zijn ribben. Het was snel duidelijk dat hij niet naar Zweden kon. Mijn moeder ook niet, want zij bleef uiteraard bij hem thuis. Ik had me echter helemaal ingesteld op een verblijf aldaar en ging de volgende morgen alleen.

Nog nooit was ik langer dan een halve dag alleen op pad geweest. Nu was ik twee weken alleen. Al die tijd heb ik nauwelijks een mens gesproken. Ik kwam in de buurt van mensen, ik deed boodschappen, maar meer dan enkele woorden werden niet gewisseld. Ik had een mobiele telefoon bij me, die bestond al. Ook die kon ik weldra niet meer gebruiken. Ik was de oplader vergeten.

Een laptop die me met internet zou verbinden had ik nog niet. Een radio was er niet, alleen een draagbare cd-speler en enkele cd’s. Hoewel het huisje niet ver weg lag van een dorpje voelde ik me bijna een kluizenaar. Ik was er alleen met de raven, spechten, kraanvogels en moeder eland, die om de dag voorbij kwam met een jongeling. Wat deed ik al die tijd? Ik wandelde, ik noteerde de soorten planten, ik las veel en begon met mijn grote Zweden-roman. Van het al het rumoer in de wereld kreeg ik niets mee.

Vooral ’s avond was het er erg stil. Voor de zekerheid deed ik de buitendeur op slot, want in Zweedse misdaadromans had ik gelezen over Nederlandse toeristen die waren vermoord. Soms hoorde ik vreemde geluiden. Alsof een man met een houten poot over de planken veranda buiten liep. Na een paar dagen kwam ik er achter dat het de koelkast was die dat geluid maakte. Aan echte stilte was ik niet gewend, na een week wilde ik niet anders meer. Na twee weken had ik moeite om mijn tijdelijke kluizenaarschap op te heffen. Momenteel denk ik wel eens, was ik maar voor altijd gebleven.