Joba van den Berg. Foto: eigen foto
Joba van den Berg. Foto: eigen foto

Over de toekomst van de ziekenhuizen

Terugblik en vooruit-kijken met CDA-Tweede Kamerlid Joba van den Berg

WINTERSWIJK- ‘Een vinger kun je breken, een vuist niet’. Het zijn de woorden van Joba van den Berg, uitgesproken op de voorlichtingsbijeenkomst van de Stichting Behoud van het SKB op 4 maart in schouwburg ‘De Storm’ in Winterswijk. Die avond is haar goed bijgebleven: “Ik was onder de indruk van de overvolle schouwburg, terwijl in een nevenzaal de bijeenkomst ook nog gevolgd werd. Daaruit bleek wel hoeveel belang de mensen hechten aan de bereikbaarheid van zorg in de regio.” Volgens de verkenner gaan beide ziekenhuizen gezien de lokale en landelijke ontwikkelingen een onzekere toekomst tegemoet. Joba van den Berg is lid van de Tweede Kamer voor het CDA en is onder andere woordvoerder Medische Zorg. Zij pleit voor transparantie van de zorgpolis en democratisering van de ziekenhuiszorg. In januari 2019 diende zij de initiatiefnota ‘Zorg in de Regio’ in, om een halt toe te roepen aan de sluiting van regionale ziekenhuizen zonder de aanbieding van een goed alternatief en zonder dat betrokkenen in de regio kunnen meepraten.

Door Clemens Bielen

Wat is uw reactie op het uit elkaar gaan van de ziekenhuizen in Doetinchem en Winterswijk?
“Een debat in de Tweede Kamer, dat ik niet snel zal vergeten, is op 13 juni 2018 naar aanleiding van het Treant Ziekenhuis in Hoogeveen. Ik heb toen naar voren gebracht, dat het onverteerbaar is, dat een ziekenhuisdirectie zonder overleg met stakeholders het beleid kan bepalen. Dit inzicht wordt opgenomen in de algemene maatregelen van bestuur van de Wet Toetreding Zorgaanbieders (WTZA); deze is in januari van dit jaar in de Tweede Kamer behandeld. Eén van die algemene maatregelen is dus dat medezeggenschap wordt vastgelegd. Dat de beide ziekenhuizen Slingeland (SZ) en Koningin Beatrix (SKB) op dit moment in defusie zitten, begrijp ik aan alle kanten. Er was toch duidelijk sprake van een verstoorde relatie. Het is een illusie om te denken dat een ziekenhuis in deze tijd kan functioneren zonder samen te werken. Ieder ziekenhuis zal moeten samenwerken in een netwerk. Ik vind het goed dat de verkenner óók zegt: zorg dat beide ziekenhuizen een eigen ondernemingsraad, een eigen cliëntenraad en een eigen verpleegkundigenraad hebben, zodat je op basis van gelijkwaardigheid kunt kijken wat je verder gaat doen.”

Wat vindt u van het bouwplan en de begroting voor het nieuw te bouwen ziekenhuis in Doetinchem?
“Nu de fusie van de baan is, zal dat bouwplan waarschijnlijk aangepast moeten worden, maar dat gebeurt nu misschien achter de schermen. Ook zorgverzekeraars hebben er belang bij, dat de nieuwbouw financieel haalbaar is."

Als argument voor concentreren van zorg wordt onder andere het voldoen aan volumenormen genoemd; hoe denkt u daarover?
“Met een voorbeeld kan ik aangeven, waarom volumenormen voor complexe zorg zinvol zijn: In Nederland is de volumenorm vastgelegd op 150 behandelingen per jaar voor het uitvoeren van prostaatkankeroperaties. Na de operatie is er bij 20 procent van de behandelde patiënten sprake van incontinentie. In Hamburg doen ze 2000 operaties en daar is de incontinentie slechts een paar procenten. Ik zeg niet dat je naar tweeduizend moet, maar als het gaat over planbare operaties kun je je afvragen op hoeveel plekken je dat wilt gaan doen en met welke minimale aantallen om kwaliteit te waarborgen.”

Zijn er ook strenge volumenormen in de niet planbare/acute zorg?
“Dat je daar ook moet kijken naar expertise en hoe het met behulp van nieuwe technologieën (EHealth) nog anders te organiseren is om de kwaliteit te waarborgen is prima, maar bereikbaarheid is ook een onderdeel van kwaliteit en dat is eigenlijk een ondergeschoven kindje geworden. Dat constateert ook de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving. Deze raad heeft op basis van mijn motie recentelijk het advies uitgebracht: ‘Van deelbelang naar gedeeld belang’: de cliënt moet fysiek dichtbij iets hebben om eerste hulp te krijgen, om misschien gestabiliseerd te kunnen worden om verder vervoerd te worden. Dat complexe zorg niet op alle locaties beschikbaar is, is begrijpelijk. Belangrijk is echter dat basiszorg en voor- en nazorg dichtbij blijven; 80-90 procent van de acute zorg is namelijk niet complex. Planbare zorg of acute zorg, dat is een groot verschil.”

Hebt u vertrouwen in de ‘Houtskoolschets’ Acute Zorg, een discussiestuk dat onlangs door de minister is uitgebracht?
“Ten aanzien van de voorgenomen indeling in enkele tientallen grote units voor Spoedeisende Hulp (SEH) en voor de rest een soort veredelde huisartsenposten, heb ik mijn twijfels. Daarin zijn niet de inzichten verwerkt, die ik voor ogen heb voor de SEH. De coronacrisis heeft ook geleid tot andere inzichten en ik heb niet de indruk dat de ervaringen met de coronacrisis in het discussiestuk zijn meegenomen. Naar wat ik nu heb gelezen ben ik er niet van overtuigd dat dit de nieuwe manier moet gaan worden.”

Over de betaalbaarheid van de zorg wil Van den Berg nog wel iets kwijt: “Er is door artsen een lijst gemaakt van 1300 behandelingen, die niet effectief zijn. Op basis daarvan zijn de richtlijnen voor die ingrepen aangepast. Een voorbeeld daarvan is de artroscopie van de knie. In één jaar werden 60.000 ingrepen verricht. Daarvan vielen er 20.000 onder de richtlijn, maar de andere 40.000 werden wel vergoed. Daarover moeten we met elkaar in gesprek, want om de solidariteit onder de mensen te behouden, is het van belang om de zorg betaalbaar te houden.” Aan de andere kant ziet ze dat de zorg in grote delen van Nederland dreigt te verschralen en op steeds grotere afstand van de inwoners komt te staan.