Mijnheer Prikkebeen

Als ik de natuur in trek ben ik niet voortdurend in beweging. Aan snelheid heb je niets als je aardige waarnemingen wilt doen. Daarom sta ik met enige regelmaat stil en laat ik soms wel een half uur lang de omgeving rustig op me in werken. Dit oefenen in stilstand heeft er toe geleid dat allerlei dieren vaak dichtbij komen. Ze denken dat ik een struikgewas ben.

De laatste keer dat ik helemaal tot stilstand kwam, ergens in de Bekendelle, doemde na enige tijd een menselijk wezen naast me op. Hij ging naast en voor me staan en liep drie rondjes om me heen, waarbij hij me nauwkeurig bekeek. Ik verroerde me niet, totdat ik even met mijn ogen knipperde. Hij zag het. “Bent u een levend standbeeld? Of bent u een vogelverschrikker?”

Ik hield mijn hand op en meteen haalde hij zijn portemonnee tevoorschijn om een euro te geven. “Grapje”, zei ik en gaf hem het geld terug. “Het antwoord is nee. Ik ben Mijnheer Prikkebeen, die hoopt dat zijn wilde haardos vlinders en vogels aantrekt. Eerder het tegengestelde van een vogelverschrikker.” “Heeft het wel eens succes?” “Voordat u om me heen begon te bewegen bijna. Voor het eerst leek een ijsvogel op mijn hoofd neer te dalen.”

Ik ben altijd gefascineerd geweest door Mijnheer Prikkebeen. Toen ik als tiener met vlindernet de natuur introk riepen wildvreemden “hé Prikkebeen”. Verbaasd keek ik ze dan na. Wat had ik te maken met dat liedje van Boudewijn de Groot. Na drie keer ging ik op zoek naar de “echte” Prikkebeen. Hij bleek de creatie van de Franse tekenaar Rodolphe Töpffer te zijn. Een Duitser schreef een stout verhaal bij de tekeningen. De Groninger J.J.A. Goeverneur maakte in 1858 een nette versie. Gerrit Komrij maakte er in 1980 weer een ondeugende versie van.

De Prikkebeen uit deze verhalen ving met zijn net vlinders, die hij op zijn hoge hoed prikte. Prikkebeen was als hij de natuur in trok op en top een heer. Een enkele keer heb ik me verkleed als deze Prikkebeen. Ik trok de pandjesjas van mijn vader aan, die hij droeg toen hij trouwde. Die paste met moeite. Zijn hoge trouwhoed versierde ik me afbeeldingen van vlinders. Echte vlinders er op prikken ging mij te ver.

De Mijnheer Prikkebeen uit de boeken was de natuuronderzoeker zoals ik er graag een wilde zijn. Een eigenzinnig persoon die op zijn omgeving als merkwaardig kon overkomen, alleen omdat hij met zijn neus in het groen zat. Alternatieveling, hippie, niet goed snik, groene maffia en nog vele andere aanduidingen heb ik later over mezelf gehoord. Maar als u me iets wilt noemen heb ik nog altijd het liefst dat u me meester Prikkebeen noemt. De hoge hoed zal ik binnenkort weer eens opzetten.