Zwavel

Ik woon tussen tussen twee geluiden. Pauw en hond. In het geschreeuw van de pauwen heb ik nog geen systeem ontdekt, de honden blaffen op de tijden dat ze gevoerd gaan worden. De pauwen wonen bij een groot herenhuis, de honden logeren in een kennel, die dierenherberg wordt genoemd. Ik woon op de grens van het toelaatbare. Ik bedoel, er is nog altijd een mogelijkheid om in mijn huis twee kamers te vinden die ondoordringbaar stil zijn. Dus als het begint terwijl ik buiten ben en ik wil het niet horen, moet ik naar binnen gaan en in de pauw- of hondkamer gaan zitten. Het schreeuwen van de pauwen komt uit het oosten, de honden blaffen vanuit het westen. Als ik buiten blijf, kan ik lijdzaam luisteren, maar ik kan ook neutraal luisteren. Een laatste variant is mijn grasmaaier die veel lawaai maakt en een oorbeschermer vereist.

Ik word op dit moment dus bezig gehouden door pauwen, honden en een grasmaaier. Maar ik heb natuurlijk ook herinneringen: m’n eigen honden en pauwen. Ik kocht ooit twee pauwen in een redeloze opwelling. Ik had in mijn jeugd in Artis pauwen en apen en neushoorns gezien, maar ik had nooit kunnen dromen dat ik deze dieren in eigen beheer zou kunnen hebben. Later, toen ik plotseling merkte dat ik in de Achterhoek woonde, ging ik vaak naar Burgers’ Dierenpark, ik had zelfs een abonnement. In die tijd gebeurde het dat ik met twee pauwen thuiskwam, een mannetje en een vrouwtje. Ik had een prachtig, ruim hok voor ze getimmerd. Binnen een kwartier vloog het vrouwtje door een onaanzienlijk gat in het dak regelrecht in de kruin van een grote eik. De volgende dag zag ik haar nog in de rand van het bos, en na een week nog een keer, maar daarna is ze voor altijd verdwenen. Het mannetje is nog lange tijd gebleven, hij schreeuwde nu en dan prachtig en onheilspellend. Ik kon hem in elke kamer van het huis horen. Toen mijn vriend Verschoor hiervan hoorde, kwam hij op bezoek. Zijn twee pauwen waren ook direct na aankomst verdwenen. Het vrouwtje keerde na enige weken uit eigen beweging terug, het mannetje werd op het dak van een nabije boerderij gesignaleerd. “Hoe heb je hem naar beneden gekregen?” Daar wist de boer wat op. Hij nam een bakje met zwavel, stak die aan, hield het rokende spul onder de neus van de pauw, die daarop in zwijm viel, langzaam van het dak gleed en liefdevol door Verschoor werd opgevangen. Pas later drong het tot me door: een bak zwavel, heb je dat in huis? En hoe kwam dat bakje boven? Bleef die pauw daar zomaar rustig op wachten?