Onder de kastanje

Afgelopen zondag durfde ik het voor het eerst dit jaar aan om onder de kastanje achter mijn huis te gaan zitten. Ook de dagen daarna was het warm genoeg om er enige tijd te zitten. Nog wel met een trui aan, want ik ben nogal een koukleum. Terwijl steeds meer mensen steeds meer uittrekken, pak ik nog steeds al snel een extra trui.

Het warmere weer heeft een positieve invloed op de bladgroei van de kastanje en zijn buren, de twee hoge hazelaarstruiken. Als dan binnenkort ook de beukenhaag weer groen wordt, zit ik weer heerlijk achter een natuurlijke schutting bestaande uit blad. Ik vind dat prettig. Ik hoef niet gezien te worden als ik achter het huis zit. Ik ben niet iemand die de haag laag houdt, zodat mensen er over heen kunnen kijken en een praatje kunnen maken.

Het aantal voorbijgangers in de steeg tussen mijn huis en de Tricotgebouwen, die aan de Wilhelminastraat staan, is door de veranderingen in mijn buurt enorm toegenomen. Ook hebben andere dorpsbewoners het pad als een aardige route ontdekt. Als ik met tien procent van al die passanten regelmatig een praatje zou maken, ben ik bijna alle tijd dat ik buiten ben aan het kletsen. Dat hoeft niet.

Daarom zit ik meestal met de rug naar de steeg toe. Dat is niet onvriendelijk bedoeld. Als ik me om zou draaien zit ik binnen de kortste tijd van alles te tellen. Het aantal mensen met hond, het aantal voetgangers, de hoeveelheid boodschappentassen, het aantal pakjes dat bij de overburen wordt bezorgd, ik zou het zomaar kunnen noteren. Ik heb immers een teller en heb altijd een notitieboekje bij de hand.

Dat is bedoeld om de planten en dieren ik in mijn tuin zie en hoor te tellen en noteren. Daar richt ik me graag op. Als er niet al te veel lawaaiapparatuur in gebruik is, zijn de vogels veel beter hoorbaar dan gebruikelijk. Het helpt echt dat er minder auto's op de weg zijn. Onder de kastanje viel me deze week pas op dat pimpelmezen nog veel meer lawaai kunnen maken dan koolmezen. De meeste vogels zingen alleen tijdens de eerste uren van de dag, maar de mezen hebben geen uitknop.

Als ik niet met de natuur bezig ben, lees ik onder de kastanje een boek. Of schrijf ik in mijn dagboek of denk ik gewoon na. Te vervelen hoef ik me deze degen dagen niet. Thuis moeten blijven vond ik al nooit erg. Maar na zo'n drie weken voelt het toch al anders. Af en toe betrap ik mezelf erop dat ik het niet leuk meer vind en dat ik weg wil. Maar dan denk ik maar weer aan de woorden van onze premier: houdt vol.