Langs de Bessinkgoorweg. Foto: Bernhard Harfsterkamp
Langs de Bessinkgoorweg. Foto: Bernhard Harfsterkamp Foto:

Nog eens langs de Bessinkgoorweg

De Bessinkgoorweg is niet de langste zandweg, wel een van de langste van Winterswijk. De weg begint tegenover de Julianaschool en eindigt dichtbij de Twee Bruggen. Vier kilometer lang schat ik. Er langs staan vier bankjes, die allemaal verschillend zijn. Het bankje waarop ik ben gaan zitten is het eenvoudigst en van hout. Het staat bij een van de ingangen van het Mentink.
Althans bij een van de ingangen van wat door eigenaar Natuurmonumenten nu het Mentink wordt genoemd. Zo'n dertig jaar geleden was het Mentink kleiner, al hoorden toen ook al vele akkers, weilanden, bossen en houtwallen bij het landgoed. Tegenwoordig worden zo'n beetje alle bossen aan de Dollemansweg bij het Mentink gerekend en een natuurterreintje aan de Veenhuisweg. Zelfs een deel van het Rommelgebergte heet tegenwoordig Mentink. Ik zit aan het begin van een pad dat richting Corleseweg loopt. Je loopt dan door een van de mooiste delen van Winterswijk, door een prachtig kleinschalig cultuurlandschap in de buurt van boerderij de Mentinkberg. Het wordt zeer extensief beheerd. Hier kun je de karakteristieke boerenlandsoorten nog wel aantreffen.
Vanaf het bankje kijk ik in de richting van Obelink aan de Misterweg. Ik bevind me hier middenin het gebied dat als de ecologische verbindingszone tussen Bekendelle en Korenburgerveen kan worden beschouwd. Het is de zone waar verschillende soorten dieren zich verplaatsen. Nog niet zo lang geleden was die verbinding al nagenoeg compleet. Tussen Bekendelle en de Driemark, het bosgebied tussen Vreehorstweg en Eekelerweg, viel nog wel wat te verbeteren. Daarna was er echter een mooie verbinding over het terrein van de voormalige ijsbaan naar de Krim, het bosgebiedje dat ik links in de verte zie.
Na de Krim kom je in de aaneengesloten door Natuurmonumenten beheerde cultuurgronden, houtwallen en bossen van het Mentink. Als je daar doorheen bent gelopen, gerend of gevlogen ben je bij het Korenburgerveen. Door de uitbreiding van HSF logistics is de schakel tussen Driemark en de Krim erg smal geworden. Hoe al die diersoorten zich precies verplaatsen is niet altijd bekend. Vleermuizen gebruiken houtwallen en bosranden om zich te oriënteren. Kleine zoogdieren zullen zich bij voorkeur beschut verplaatsen en stuitten wel op enkele wegen die overgestoken moeten worden. Kleine vogels vliegen niet graag over te open gebied, grotere vogels en zoogdieren als de ree zul je ook in en bij akkers en weilanden zien.
Optimaal is het allemaal nog niet. Daarom wordt er nog steeds gekeken naar een robuustere verbindingszone tussen beekbos en veen. Robuust betekent niet anders dat die zone op een aantal plekken veel breder moet zijn en dat nagedacht moet worden over hoe de drukke Misterweg veiliger gemaakt kan worden voor overstekende dieren. Als een ree voor een auto komt wordt dat als onaangenaam ervaren. Er zijn echter ook vele kleine dieren die onopvallend sneuvelen door het drukke verkeer. Misschien is een klein ecoduct ten westen van Obelink wel wat. Maar ik zou beginnen met een paar tunneltjes onder de weg door voor kleine en middelgrote dieren. Als ik over twintig jaar nog eens op dit bankje zal plaatsnemen verwacht ik niet dat het uitzicht voor me heel anders zal zijn geworden. Ik zie dan nog steeds Obelink in de verte liggen. Maar misschien dat er rechts in de verte bosjes en houtwallen zijn verschenen.

In de verte Obelink. Foto: Bernhard Harfsterkamp