Afbeelding

Geluk en pech

Een doffe klap tegen het keukenraam, dat kon dit keer geen menselijke bezoeker zijn die meende dat de bel het niet deed en daarom op het raam bonsde. Daarvoor was de klap de hard en te eenmalig.
Maar het effect was hetzelfde: ik opende de deur. Er had zich een ongeval voorgedaan, een zanglijster was tegen het raam gevlogen en op straat beland. Een veertje was nog bezig naar beneden te dwarrelen.

Ik raapte de vogel op, hij voelde warm aan en leek uiterlijk niets te mankeren. Maar hij bewoog zich niet, hoogstwaarschijnlijk omdat hij dood was. Lastig constateren of het hartje misschien niet toch nog klopte.
Een paar weken eerder was ik in het buitengebied van Bathmen geweest, in Overijssel, net over de grens met Gelderland. Een gebied overigens dat Lochem er bij de gemeentelijke herindeling in 2005 graag bij had willen hebben, maar de Tweede Kamer besloot de provinciegrens ongemoeid te laten.

Ik sprak er met de schrijfster van het boek De schatten van Bathmen, korte verhalen over bewoners van verzorgingshuis 't Dijkhuis die lijden aan dementie. Schrijfster en haar vriendin Mieke hebben het lelijke uitzicht op de snelweg afgeschermd met veel groen waarin het wemelt van de mezen, mussen en vinken. Een vrouwtjesvink had de pech tegen het raam te zijn gevlogen, maar het geluk dat Mieke haar had opgepakt. Terwijl wij het boek doornamen, had zij, tegenover ons aan tafel, de vink de hele tijd in haar linkerhand.

Op een gegeven moment vertoonde het vogeltje tekenen van leven. Hoe kan het ook anders, in de hand van iemand die zich officieel 'dierentolk' noemt en cursussen geeft over communicatie met dieren. Dat bedoel ik met geluk. Even later vloog de vink in de tuin als herboren de vrijheid tegemoet. Ze had zichzelf teruggevonden.

Je zou het mensen met dementie ook gunnen, dat ze zichzelf terugvinden te midden van al het vergeten. Vaak lukt dat nog best goed, met enig geduld en veel liefde. Zoals blijkt in het boek van Nathalie Steffens.
Helaas was het voor de lijster te laat. Ik hield de vogel een poosje in mijn hand, bewonderde het fijnzinnige spikkeltjespatroon op keel en buik, meer een afscheidsritueel dan een reddingspoging. Of het een mannetje of een vrouwtje is, kun je bij lijsters niet zien. Zou hij gaan zingen – wat hij al vroeg in het voorjaar luid en duidelijk doet – is het een mannetje. Zou ze een nest gaan bouwen, is het een vrouwtje. Ze voorziet het nest van een laagje houtmolm, dat uithardt als ware het een linoleum vloer.

Een grensverlegging tussen leven en dood zat er niet meer in, ik legde de lijster onder wat bladeren in de tuin. Waarbij ik ongenadig fel werd beschenen door een bouwlamp die als een zomerzon aan de stadshemel stond, ook al lagen de bouwactiviteiten bij het Zutphense verzorgingshuis stil.

Vermoedelijk heeft de bouwlamp de lijster verblind. Het nieuwe decennium heeft hij of zij op een veertje na niet gehaald.