Houtkachel

De houtkachel wacht op het hout. Ik ben in het bos, ik ben iedere ochtend in het bos, ik verzamel gevallen hout. Niet langer dan veertig centimeter, dat is wat de boodschappentas kan bevatten. Voor langer hout heb ik de kleine bijl. Als de tas vol is, zet ik 'm achter een boom, waar hij niet te zien is vanaf het pad. Dat doe ik terwijl er nooit iemand anders in het bos is. De kleine bijl doe ik niet in de tas, de kleine bijl steek ik achter mijn broekriem. Dit is mijn tweede irrationele beslissing, ik zal mezelf nooit verdedigen met een bijl. Ik zie trouwens nooit iemand in het bos. Als iemand me vraagt of ik een rationalist ben, zeg ik zonder aarzeling ja. Dat is een vreemd antwoord voor iemand die veel irrationele beslissingen neemt. De houtkachel is van steen. Hij staat vrij in de kamer, je kunt eromheen lopen, maar niet overheen kijken, hij is twee meter dertig hoog. Ik heb een vriend van twee meter tien, hij kan er ook niet overheen kijken. De kachel is veertig jaar geleden in twee dagen gebouwd door een jongeman uit Zuid-Holland. Ik zou hem nog wel eens willen zien, om hem te vertellen dat hij goed werk heeft verricht. Dat zal niet gebeuren, ik ben zijn naam vergeten en weet niet hoe ik de herinneringsmachine aan de praat moet krijgen.

Ik lees Chinese gedichten. Vooral van Bai Juyi, die leefde van 772 tot 846. Hij is in meer dan één opzicht de meest succesvolle van alle Chinese dichters. Zijn poëzie werd al tijdens zijn leven bijzonder populair en bleef dat onverflauwd tot in het China van vandaag. Hij heeft ook een gedicht geschreven dat mij als houtverbrander nieuwsgierig maakt: De ballade van de houtskoolverkoper. Het gedicht begint met een mededeling.

De oude man die houtskool verkoopt
hakt z'n hout en brandt het tot kool
in de heuvels ten zuiden van de stad.

Het eigenlijke gedicht is een drama, dat mij meteen blind op een linkse partij zou doen stemmen. Nu heb ik mijn hele leven op de sociaal-democratie gestemd, maar omdat dit leven zo lang duurt is mijn houding veranderd van vrolijk in sarcastisch. Ik stem nog wel links, maar zonder veel geloof en met heel wat korrels zout. De oude houtskoolverkoper

verdient bijna niets, maar als het dan eindelijk gaat vriezen, trekt hij naar de stad met zijn ossewagen vol houtskool. Daar wordt hij door twee welvarende ambtenaren tegengehouden die de hele lading voor de keizer confisqueren, ze betalen bijna niks. Een sociaal drama dat na meer dan duizend jaar mijn houding bij de volgende verkiezingen zal beïnvloeden.