Jan en Astrid Goorhuis thuis. Foto:Clemens Bielen
Jan en Astrid Goorhuis thuis. Foto:Clemens Bielen

Jan Goorhuis: pionier voor de geschiedenis van Winterswijk

WINTERSWIJK- Bij de presentatie van het RAAP-Rapport over 40 jaar amateurarcheologie in Winterswijk, plaatste voorzitter van de Vereniging Het Museum, Hans van Lith, al de opmerking dat de toevoeging 'amateur' eigenlijk wel weggelaten kon worden. Jan Goorhuis, naar wie de collectie – na enig aandringen met zijn toestemming – is vernoemd, wilde daar niets van weten. Hij typeerde daarmee zichzelf. Goorhuis verstaat heel goed de kunst om zijn eigen bijdrage te bagatelliseren en de aandacht voor zichzelf om te buigen naar aandacht voor anderen. Komt tijdens een gesprek met Goorhuis zijn eigen persoon aan de orde, dan weet hij het gesprek al snel om te buigen naar de archeologie. Een portret van Jan Goorhuis is dan ook tegelijkertijd een ode aan de archeologie.

Door onze verslaggever

Het begon allemaal in 1977 toen zijn vrouw Astrid op een vergadering van Vereniging Het Museum vroeg of er nog iemand ging kijken in de bouwput waar nu de Whemeflat staat. Astrid wilde eigenlijk archeologie gaan studeren, maar om gezondheidsredenen werd haar dat afgeraden en het werd geschiedenis. Vijfentwintig jaar lang was zij docente geschiedenis in Winterswijk en heeft in boek en geschrift diverse bijdragen geleverd aan de archeologie.
Niemand in de vergadering had interesse. 'Ga jij dan eens kijken', had ze thuis tegen Jan gezegd. Ondanks zijn drukke baan werd hij overgehaald om met een schep, een fototoestel en een plastic zak 's avonds in de bouwput af te dalen. "Dat doe ik één keer", dacht hij. Niet wetende dat de missie in de bouwput het begin vormde van een reis naar het verleden, en het begin van een 40 jaar durende passie voor de archeologie.

Beginnersgeluk of wie een kuil graaft……..
Goorhuis: "Ik wist nergens van. Astrid en ik waren wel geïnteresseerd in opgravingen; we gingen naar Xanten bijvoorbeeld, maar op een gegeven moment zit je in je eigen omgeving. Daar wist ik niets van, en al helemaal niets van zelf opgravingen doen. Ik wist ook niet waar ik naar op zoek was." Toch kwam hij die avond al thuis met een zak vol spullen en had hij een waterput herkend met onderin een soort wagenwiel.
Goorhuis: "Elders in de bouwput werd uit het Rijnland geïmporteerd aardewerk gevonden uit de 8e/9e eeuw, het zogenaamde Badorf-aardewerk. Relatief gezien vrij duur aardewerk, dat onder andere gebruikt werd om wijn uit te drinken. Misschien kan hier een verbinding gelegd worden met de geestelijken van het eerste kerkje van het toenmalige Winterswijk. Badorf kan tevens dienen als gidsaardewerk voor het dateren van plaatselijk vervaardigde, onversierde, kogelpotten."
Goorhuis mag dan aanvankelijk een echte amateur zijn geweest, hij ging al wel direct wetenschappelijk te werk door zijn vondsten systematisch te archiveren.
Met precisie is hij dat tot op de dag van vandaag vol blijven houden.
Samen met andere leden van de Archeologische werkgroep van de Vereniging Het Museum heeft hij in veertig jaar 19.000 vondsten gearchiveerd met onder andere gegevens over de vondstlocatie, locatieschetsen, landschappelijke informatie, tekeningen, dia's en foto's en bijbehorende vondsten.

Schoenen
Voor een leek het meest tot de verbeelding sprekend, waren de schoenen die in de waterput werden aangetroffen. "Je ziet zo'n zak met spullen dan denk je waar is hier de beek om die troep te dumpen", zegt hij lachend. Gebruikte spullen in de beek, gracht of put gooien, is blijkbaar een onhebbelijke gewoonte die al heel lang bestaat. "Daar ben ik wel blij mee, voor een archeoloog is dat wel een prettige gewoonte", voegt hij er aan toe.
De smerige vettige lappen leer werden in de badkuip zolang 'geconserveerd' en stonken een uur in de wind. Astrid voelde, dat er zich leren knoopjes en riempjes aan bevonden. Het bleken schoenen te zijn. Later gerestaureerd vormen zij één van de kopstukken uit de Goorhuis-collectie. "Echt leuk wordt het als we ook nog meer te weten komen over de voeten, die in de schoenen staken." Misschien diende de zalf uit het zalfpotje, dat ook in de waterput werd gevonden wel voor die voeten, wie zal het zeggen. "Wat je opgraaft is waar en de rest moet je verzinnen", is een gevleugelde uitspraak.

Soms Pech
Een schat aan informatie voor de geschiedenis van Winterswijk heeft Goorhuis naar boven gehaald. Nu zijn 'schatkamer' is gedigitaliseerd kunnen de attributen toegankelijker geduid worden. Het puzzelen en verbanden leggen is bij Jan en Astrid al begonnen en als je dan weer een stukje weet te leggen geeft dat voldoening.
Puzzelen met potscherven is ook aardig, maar Goorhuis zou ook wel eens zo'n volledig intacte pot of vaas willen opgraven. Eén keer haalde hij een steengoed trechterbekertje naar boven, dat de tand des tijds volledig had doorstaan. Tot bij de voordeur dan, want daar kon de inmiddels nat geworden papieren zak, waar hij het bekertje in vervoerde, de weelde niet meer dragen en scheurde, met alle gevolgen van dien.

Verkeerd beeld van de geschiedenis
Het beeld dat geschetst wordt van Winterswijk als agrarisch gebied met arme zandgronden omsloten door venen, die intensief handelsverkeer belemmerden, moet volgens Goorhuis ook op de schop. Ook maatschappelijk gezien was Winterswijk niet geïsoleerd. "De gevonden urnenvelden gaven de indruk, dat je er wel begraven kon worden, maar niet ging wonen."
"Er waren wel degelijk doorgangen, en opgravingen hebben aangetoond, dat er ook handelsverkeer (mogelijk ook ossenhandel) en nijverheid (pottenbakkers, handwerk) was. De voorstelling dat je toentertijd eenvoudig in rechte lijn van A naar B kon reizen, is onjuist."
Archeologie betekent niet altijd met de schop en de kop in de grond. Soms ligt de historie gewoon boven de grond voor het grijpen, als je het maar wilt en kunt zien.
'Landweren' waren ervoor verantwoordelijk, dat je zigzaggend door het landschap reisde. Landweren sloten een doorgang tussen twee natuurlijke terreinobstakels af en hadden maar twee toegangen. Bijvoorbeeld het begaanbare gebied tussen een beek en een moeras. Het staat allemaal te lezen op een bord bij het Sikkings Landweer in Kotten, waar Goorhuis tekst en uitleg geeft over de verhogingen in het landschap, die een leek misschien voor kleine natuurlijke stuwwalletjes had aangezien.

In de grond, op de grond, maar ook boven de grond

Goorhuis: "Elke activiteit laat in de grond een verkleuring achter. Zo is vanuit de lucht te zien hoe de landweer in Kotten in de akker zijn sporen achterlaat." Voor het heil van de archeologie heeft Goorhuis veel over: Ondanks zijn hoogtevrees maakte hij, met één hand hangend uit het raampje van een vliegtuig en met in de andere hand een fototoestel, een foto van de voormalige landweervoortzetting in een akker. Voor een deel is de landweer in Kotten gereconstrueerd (zie foto).
"Graven in de grond levert slechts één procent aan materiaal op, dat in de grond zit", volgens Goorhuis. Zo is het ook met een interview met Jan Goorhuis.

Jan en Astrid bij het beekdal bij de Scholtenbrug, waar het allemaal begon. Foto:Clemens Bielen
Jan Goorhuis wijst naar de gereconstrueerde Landweer in Kotten. Foto: Clemens Bielen