Vissen

Zaterdag was ik bij de Puls om de voorzitter van de hengelsportvereniging de Karper te spreken. Er was een wedstrijd georganiseerd, waar ook mensen die nog nooit hadden gevist aan konden meedoen. Iedere deelnemer kreeg hetzelfde materiaal: een eenvoudige hengel met een niet al te lange lijn. Wie de meeste vissen zou vangen kreeg een beker van een omvang, die bij een finale van de Champions League niet zou hebben misstaan.
De voorzitter vroeg of ook ik wilde meedoen. Dat weigerde ik beleefd. "Toch niet omdat je iets tegen vissen hebt?" Nee, dat heb ik niet. Natuurlijk zal een vis stress ervaren, als die gevangen wordt. Door de vissers worden ze daarna weer in het water gezet. Ook ik heb dieren gevangen. Jarenlang ging ik met een vlindernet op pad om vlinders van dichtbij te kunnen bekijken. Die vlinders zullen het niet aangenaam hebben gevonden om opeens uit de lucht geplukt te worden, waarna ik ze met mijn vingers ook nog eens aanpakte.
In mijn jonge jaren heb ik loopkeveronderzoek gedaan. Er werden bekertjes in de grond ingegraven, die als valkuiltje dienden. De volgende dag kwamen we terug om de gevangen loopkevers te bekijken en te merken. De kevers mochten weer verder. De bekertjes bleven gedurende een korte periode en werden elke dag gecontroleerd. Als je er als loopkever in bent gevallen en er pas twaalf uur later uit wordt bevrijd, en als zich dit nog enkele keren in de dagen erna herhaalt, zul je uiteraard hopen dat die onderzoekers een tijd wegblijven.
Zo zijn er meer onderzoeken geweest, waar ik bij aanwezig was. Zo heb ik met lifetraps de muizenstand in een bos onderzocht, maar ik heb ze ook gebruikt om de huismuizenplaag in mijn huis te bestrijden. Soms trof ik dan een dode muis aan. Kennelijk was de stress het diertje teveel geworden. Wanneer vogels gevangen worden om geringd te worden, weet ik dat ze dit liever vermijden. Daarom hoeft al dat gevang om welke goede reden dan ook voor mij niet meer. Toch zal ik niemand veroordelen die het wel een nuttige of ontspannende bezigheid vindt.
In mijn jeugd heb ik wel gevist. Mijn eerste hengel heb ik zelf gemaakt. Aan een lange bamboestok had ik een nylon draad met dobber en haakje vast gemaakt en daarmee probeerde ik wat te vangen. Vaak was ik met een schepnetje in beken te vinden om stekelbaarsjes en kikkervisjes te vangen. Later kreeg ik mijn eerste echte hengel en ben daar enkele keren mee op pad geweest, maar ik kan me geen indrukwekkende vangsten herinneren. De paling waarop mijn moeder zo gehoopt had, heb ik nooit mee naar huis gebracht.
Eén keer heb ik succes gehad. Dat was tijdens een vakantie in Duitsland bij water, waar veel karpers waren uitgezet. Achter elkaar haalde ik ze uit het water. Dat is even leuk, maar na de zesde vond ik het mooi geweest. Daarna heb ik nog een enkele keer gevist, vertelde ik de voorzitter, maar merkte ik dat ik er moeite mee had om lang op één plek te blijven. Ik had inmiddels de natuur ontdekt en vond het leuker om urenlang door bos en veld te zwerven om planten te noteren, die ik er tegen kwam. Terwijl ik met de voorzitter sprak dwaalden mijn ogen dan ook af naar de gele lissen, die langs het viswater bloeiden.