Het bankje bij een Italiaans meer. Foto: Bernhard Harfsterkamp
Het bankje bij een Italiaans meer. Foto: Bernhard Harfsterkamp Foto:

Vanaf een bankje

Bij een meertje

Door Bernhard Harfsterkamp

Momenteel wordt er regelmatig over een kleiput gesproken. Vaak wordt die aangeduid als de kleiput. Iedereen weet dan blijkbaar meteen welke bedoeld wordt, want er liggen er veel meer rondom Winterswijk. Dit keer heb ik een bankje gevonden dichtbij de Duitse grens in Kotten, dat bij een meertje staat, dat is ontstaan nadat hier klei is opgegraven.
Het Kloosterveld is een van de plassen, die bij de meeste mensen bekend staan als de Italiaanse meertjes of meren. In Kotten werden ze aanvankelijk Leemkölke genoemd. Op kleine schaal werd hier al de grijze klei opgegraven en gebruikt bij de bouw van boerderijen in de omgeving. Vanaf het begin van de twintigste eeuw werd hier grootschalig de klei ontgonnen. De steenfabriek, waarin de stenen werden gebakt, stond niet ver van de grens in Duitsland. Lang is er niet gegraven, want in 1915 ging de fabriek al weer dicht. Daarna liepen de verschillende gaten vol met water.
Het Kloosterveld, het grootste van de kleigaten, is middenin zes tot acht meter diep. Gezegd wordt dat er nog steeds delen van het smalspoor en kipkarretjes op de bodem liggen. De meertjes ontwikkelden zich al snel tot natuurgebiedjes. Als ergens een plas is ontstaan, duiken er weldra vissen op. Het zijn watervogels die hiervoor zorgen. Als ze zwemmen in een visrijke plas, is de kans groot dat er kuit, eitjes van vissen, aan hun poten blijft kleven. Als ze zich daarna verplaatsen naar een nog visloze plas, komen daar de eitjes terecht. Blijkbaar werkt dit goed, want waar water is duikt op een bepaald moment altijd vis op.
Het water van de Italiaanse meren zou zo'n honderd jaar geleden opvallend blauw gekleurd zijn. Degene die de naam heeft bedacht dacht hierbij aan Italië, waar water blijkbaar altijd blauw is. In ieder geval op ansichtkaarten. Al snel nam de bedrijvigheid bij de meertjes toe. Er werd gezwommen en gevist. Bernard Roerdinkholder zag daar wel brood in en begon in 1934 met een café aan de rand van het gebied met de plasjes. Het was het begin van de camping, die de Italiaanse meren werd genoemd en nog steeds aanwezig is.
Bij het Kloosterveld merk ik niets van deze recreanten. Er zijn hier alleen vogels te horen, zoals een koekoek die er duidelijk plezier in heeft. De eerste vissers duiken pas op, als ik al een tijd op het bankje heb gezeten. Het Kloosterveld is eigendom van hengelsportvereniging de Karper. Alleen leden van deze club mogen hier vissen. De Karper zorgt voor het beheer van het meertje en directe omgeving. Niet overal langs het water kan worden gevist. Links in de verte bevindt zich een hoek met veel wilgen en rietkragen, waar de natuur voorop staat. Het betekent niet dat er langs de andere oevers geen plek is voor begroeiing. Op meer plekken zijn moeras- en waterplanten te zien
Vissen zie ik niet vanaf het bankje, maar zo nu en dan klinkt er een plons. Ik vermoed dat het een vis is. Hoeveel van die kleigaten zouden er rondom Winterswijk zijn, vraag ik me af. In de loop der eeuwen is er meer gegraven dan menigeen denkt. Hier bij de Italiaanse meertjes was het fossiele klei, waarvan stenen werden gebakken. Op veel plekken in de ondergrond in het buitengebied komt keileem voor. Die leem werd gebruikt bij de bouw van boerderijen. Dat afgraven van leem wordt aftiggelen van grond genoemd. De tiggelkuilen, soms vol met water, zijn nog aanwezig. Al dat gegraaf heeft natuur en landschap van Winterswijk in ieder geval gevarieerder gemaakt. Vissen, amfibieën en water- en moerasvogels hebben er meer leefgebied door gekregen.

Het viswater voor me. Foto: Bernhard Harfsterkamp
De rustige hoek. Foto: Bernhard Harfsterkamp