Het bankje aan de rand van een voormalig proefplantsoen. Foto: Bernhard Harfsterkamp
Het bankje aan de rand van een voormalig proefplantsoen. Foto: Bernhard Harfsterkamp

Vanaf een bankje

Bij een voormalig proefplantsoen

Door Bernhard Harfsterkamp

WINTERSWIJK – Op een enkele plek in en om Winterswijk moet ik altijd aan een persoon denken. Dat is het geval aan de noordoostrand van de bebouwde kom. Ik zit op een bankje in het plantsoen op de hoek van de Vredenseweg en de Bataafseweg. Als ik over de waterpartij en het grasland heen kijk denk ik meteen aan Cees Viveen, zonder wie dit terreintje er waarschijnlijk niet was geweest,

Het zou er in ieder geval anders uit hebben gezien. Wie was Cees Viveen? Ik leerde hem kennen als leraar biologie in de brugklas in 1972. Hij viel meteen op doordat hij leerlingen enthousiast kon maken voor natuur. In mijn geval was dat niet meer nodig, want ik was al lid van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie en ging elke week al op excursie. Maar dat gold natuurlijk niet voor iedereen. Daarom was het goed dat hij ook met zijn klassen de natuur in ging. Onderwijs over planten en dieren gaat het beste leven als je die in je eigen omgeving tegen kunt komen.

Zien is echter niet genoeg. Leren kennen is nog beter en dan helpt het enorm dat er een enthousiaste leraar is die boeiend kan vertellen, maar die vooral ook oog heeft voor bijzonderheden. Met een van die excursies gingen we naar het Buskersbos. Ik herinner me nog dat ik er mijn eerste rupsendoder zag. Althans die vond Viveen. Dit is een paddenstoel, die parasiteert op rupsen. Ik heb helaas niet lang les gehad van Viveen, want ik ging naar het VWO waar ik met biologieleraren te maken kreeg die, laat ik het netjes zeggen, saaier waren. Ze namen de leerlingen in ieder geval nooit mee op excursie.

Toch ben ik Cees Viveen later nog vaak tegen gekomen. Hij was net als ik onderdeel van de groep natuurbeschermers en –onderzoekers die mee praatten over hoe we natuur en landschap van Winterswijk het beste in stand konden houden en vooral ook ontwikkelen. Viveen viel altijd op door zijn oog voor het detail. Hij keek heel goed naar vlinders en andere insecten en wist precies wat ze nodig hadden om succesvol te kunnen zijn in Winterswijk.

Goed natuurbeheer is daarvoor belangrijk. Over het groenbeheer van de gemeente in de jaren 70 en 80 was hij niet erg te spreken. Mede dankzij hem werd het wegbermbeheer verbeterd. Hij kwam ook met het idee voor het proefplantsoen bij het bankje waarop ik zit. Het is de eerste plek in Winterswijk waar de gemeente ook oog voor natuurwaarden had bij het beheer. Daarvoor werd het plantsoen anders ingericht, maar werd na het maaien ook het maaisel afgevoerd. Dat leidde tot een veel gevarieerde plantengroei met bijbehorende insecten. Ik heb de lijstjes nog die Viveen maakte en waaruit bleek dat het plantsoen steeds interessanter werd.

Of Viveen, die alweer een tijdje geleden is overleden, heel tevreden zou zijn over het plantsoen zoals dat nu voor me ligt vraag ik me. Het maaien en afvoeren van het maaisel is nog steeds het uitgangspunt, maar het plantsoen is toch eenvormiger geworden. Ook zijn er bolgewassen gepoot waaronder zelfs de kievitsbloem en zijn er soorten ingezaaid van bermen, die meer bij het rivierengebied passen. Als je het beheer in de geest van Viveen zou toepassen, zou je toch meer bekijken hoe het uit zichzelf zou ontwikkelen. Maar een beetje helpen deed hij ook graag, maar dan vooral door voor gevarieerde omstandigheden te zorgen met wat je microbeheer noemt: niet op elke tien vierkante meter hetzelfde doen. Het zou aardig zijn wanneer dit voormalige proefplantsoen van Viveen weer een echt proefplantsoen zou worden. Gewoon om uit te proberen hoe je met een gedifferentieerder beheer voor meer natuurwaarden kunt zorgen.

Water en grasland voor me/ Foto: Bernhard Harfsterkamp
Alleen eenden bij het water. Foto: Bernhard Harfsterkamp