De mus

Wie zijn die lawaaimakers, vroeg mijn huisgenoot. Ze doelde niet op de buren, want die zijn de rust zelve. Of op de auto's die met enige regelmaat met vele decibellen, afkomstig van motor en muziekinstallatie, de straat door scheuren. Ze sprak over de zwerm vogels, die luid kwetterend is neergestreken in de klimop, die ons huis verfraait en beschermt.

Dat zijn huismussen, antwoordde ik. Dat verbaasde haar, want ze dacht dat het slecht ging met de tjielpende vogel en dat die bijna uitgestorven was. Blijkbaar had ze een dramatisch verhaal opgevangen over Amsterdam, waar de huismus tien jaar geleden nagenoeg uit de binnenstad was verdwenen. Dertig tot veertig jaar geleden waren ze er nog doodgewoon en waren ze onlosmakelijk verbonden met het eten van appeltaart op een terrasje. Deze kruimeldieven waren dan altijd in de buurt.

In Winterswijk zijn de huismussen nog niet verdwenen. Toch moest ik mijn huisgenoot vertellen dat in het dorp en de buurtschapskernen en op campings en boerenerven het aantal huismussen sterk is gedaald. Dat weet ik dankzij de Vogelwerkgroep. Zij tellen alle vogels vanaf 1973. Ze kunnen natuurlijk niet elk jaar heel Winterswijk tellen, maar ze gebruiken een verantwoorde methode waarmee ze schattingen kunnen maken van de aantallen. Daaruit blijkt dat er in de jaren 70 van de vorige eeuw nog 15000 broedparen van de huismus waren. Op dit moment zijn dat er zo'n 6000. Daarmee is de vogel nog steeds algemeen, maar de afname is groot.

Daarom ben ik blij met de grote groep huismussen in de klimop. Dat we hun getjielp zelfs binnen duidelijk kunnen horen is niet erg. Met elkaar kunnen ze een indrukwekkend geroezemoes veroorzaken. Als ik in de namiddag op zo'n 70 meter van mijn huis ben hoor ik ze al. Ik beschouw dat als een mooi welkomstgezang voor de terugkerende huisbewoner. In de zomer zijn er veel minder mussen bij mijn huis. Dan hebben ze zich voor het broeden over het dorp verspreid. Maar in herfst en winter vinden ze het blijkbaar prettig om in groepsverband lekker te kwetteren.

Mijn klimop is dan een tijdelijke verblijfplaats. Ze zijn er niet de hele dag. Het enthousiaste getjielp horen we vooral in de eerste uren na zonsopgang en in de uren voor zonsondergang. Tussendoor zijn ze elders in Winterswijk te vinden op zoek naar smakelijke hapjes. Misschien wel naar appelgebak op terrasjes, want dat kan dit jaar verrassend lang. Als ik het getjielp hoor denk ik altijd meteen aan mijn meest glorieuze moment als gemeenteraadslid. Als raadslid las ik regelmatig een gedicht voor. Niet altijd viel dat in de smaak, maar toen ik het gedicht De mus van Jan Hanlo uitkoos was er grote waardering. Wethouders kregen er zelfs de slappe lach van. Het bevestigde mijn gedachte dat ik beter komediant had kunnen worden. Het gedicht is gemakkelijk te onthouden. Het woord "tjielp" wordt op een melodieuze wijze 20 keer herhaald. Het gedicht eindigt met etcetera. Geweldig dat ik nu huismussen te gast hebben die vele malen per dag het gedicht van Hanlo voordragen.