Bullebak of Boelekearl

Begin deze maand was ik in het kader van open monumentendagen te gast op Erve Zwaleman, de boerderij waar ik ooit woonde en waaraan ik mijn pseudoniem (zie de column hierboven) heb ontleend. Een paar honderd bezoekers bewonderden dat weekend niet alleen de eeuwenoude boerderij, maar ook de minstens even oude waterput van Bentheimer zandsteen. Een juweeltje, aldus 'puttenexpert' Arend Heideman uit Gelselaar.

In het Achterhoeks heet zo'n put, die meestal voor de boerderij stond, een putte of een waterputte. Bij de put hoorde vaak een soort hijsinstallatie. Die bestond uit een horizontale paal die puttenpaol of puttenpost werd genoemd, en een horizontale, beweegbare paal die puttenboom, (putten)schere of wippe heette. Aan die beweegbare paal zat aan de ene kant de emmer waarmee het water uit de vaak meters diepe put naar boven werd gehaald. Aan de andere kant een tegengewicht. Soms ook een (oude) emmer, die met stenen was gevuld.

Van de bezoekers op de open dagen hoorde ik echter, dat zo'n oude putte nog een belangrijk 'onderdeel' bezat. Diep beneden huisde namelijk een monster. Dat werd tenminste aan de kinderen verteld. Uiteraard in een poging ze bij die gevaarlijke put weg te houden. (Zo'n monster zat vaak ook in de gierkelder of in de kolk in het weiland). Bullebak, zo werd het monster in de put genoemd. Ook wel Boelekearl. Maar hoe hij ook heette, hij deed z'n werk goed. "Doodsbang was ik voor hem", vertelde een bezoekster. "Ik kwam echt niet in de buurt van de put."