Het bankje aan de Horstweg tussen de acacia. Foto: Bernhard Harfsterkamp
Het bankje aan de Horstweg tussen de acacia. Foto: Bernhard Harfsterkamp Foto:

Vanaf een bankje

Aan de Horstweg

Bernhard Harfsterkamp

WINTERSWIJK – De Horstweg is een grotendeels onverharde weg, die van de Steengroeveweg naar de Stemerdinkweg loopt. Het eerste deel is opmerkelijk, want daar ligt de enige kasseienstrook van Winterswijk. Als er hier een wielerklassieker zou georganiseerd worden, zou die minstens dertig keer over deze strook moeten gaan. Daarna volgt een boeiend onverhard deel, wat tegenwoordig in een wielerwedstrijd niet meer ongewoon is. Er staat in ieder geval een bankje, van waaraf de voorbij flitsende wielrenners aangemoedigd kunnen worden.

Het bankje staat nabij een van de weinige boerderijen langs deze weg. Door de weelderige begroeiing naast me kan ik de Grote Horst niet zien. Rondom me heen staat vooral veel acacia, althans zo noem ik die nog steeds. Dat is een verkeerde naam, want het is een boom die op de acacia lijkt en heel lang witte acacia werd genoemd, omdat die in mei volop bloeit met witte bloemtrossen. Ze hangen vaak te hoog in de boom om ze nauwkeurig te kunnen bekijken, maar als dat zou lukken zou je kunnen zien dat de bloemen op die van de brem, wikke of klaver lijken. Al deze soorten behoren tot de plantenfamilie van de vlinderbloemigen, die de eigenaardige gewoonte hebben dat ze wortelknolletjes hebben, die stikstof uit de lucht kunnen binden. Vlinderbloemigen zorgen ervoor dat de bodem voedselrijker wordt zonder dat je hoeft te bemesten.

De meeste vlinderbloemigen zijn laag blijvende kruiden, maar de robinia zoals deze soort officieel heet kan uitgroeien tot een markante boom met een prachtig gegroefde stam, waardoor de oudere exemplaren meteen opvallen. Het hout dat een volwassen boom oplevert is een goede vervanger van tropisch hardhout. Daarom heeft de gemeente Winterswijk ruim twintig jaar geleden eens een bosje met robinia aangeplant bij Dennenoord om in de eigen hardhout behoefte te voorzien. Daarvoor kun je natuurlijk ook de vele eiken gebruiken, die in het buitengebied groeien. Als ik voor me uit kijk zie ik er in het kleinschalige oude hoevenlandschap van de Brinkheurne vele staan,

Daarvan kan er voor nuttig gebruik zeker wel een enkele gekapt worden. Nee, kaprijp zijn de bomen niet. Dat is een verkeerde aanduiding, want bomen zijn nooit kaprijp. Die kunnen altijd heel veel ouder worden dan de kappende mens wil. Maar omdat er altijd hout nodig is, kan ik me wel voorstellen dat er gekapt wordt. Liefst op een kleinschalige manier, zodat er veel leeftijdvariatie is. Het landschap wordt daar interessanter van, niet alleen voor de voorbijganger die even plaats neemt op een bankje, maar ook voor planten en dieren.

Aan het eind van de Horstweg ligt boerderij Hilbelink. Dit was ooit het begin van het Hilbelinkpad, waarover de bewoners naar de kerk in het dorp konden gaan. De Laan van Hilbelink in het dorp herinnert daar ook nog aan. Dat pad zal deels over de Horstweg gelopen hebben, maar boog op een bepaald moment af naar het dorp. Dat kan in de nabijheid van dit bankje gebeurd zijn, want als je links van me naar links gaat kom je op die Laan uit. Maar het kan ook heel goed dat het privépad naar de kerk van de bewoners van Hilbelink heel anders heeft gelopen. Eén ding is wel zeker, het kwam bij een kerk uit.

Langs die Horstweg moet ik opeens aan mijn vader denken, want op die Horstweg hebben we een keer vastgezeten met de auto. Het was met Pasen. We waren onderweg om paasvuren te bekijken. Blijkbaar had het de dagen ervoor veel geregend, want verderop op de Horstweg lag een enorme plas. Mijn vader reed er met zijn auto in en kwam niet meer verder. Als ik nu over deze weg fiets kan ik me dat haast niet voorstellen. Er was een boer met een trekker nodig om ons weer vlot te trekken. Als ik het me goed herinner kwam die van de Kleine Horst, het boerderijtje dat rechts in de verte ligt. Geboerd wordt daar overigens al heel lang niet meer.

Veel eikenhardhout voor het bankje. Foto: Bernhard Harfsterkamp
In de verte de Kleine Horst. Foto: Bernhard Harfsterkamp