De Steengroeve met daarboven de Willink Weust. Foto: Bernhard Harfsterkamp
De Steengroeve met daarboven de Willink Weust. Foto: Bernhard Harfsterkamp Foto:

Bodem en geologie bepalend voor kwaliteit natuur en landschap

Toeval speelde echter ook een rol bij behoud waardevolle landschap

Door Bernhard Harfsterkamp

WINTERSWIJK - In 2004 zijn twintig gebieden in Nederland aangewezen als Nationaal Landschap. Zo'n landschap wordt gekenmerkt door een unieke combinatie van agrarisch gebied, natuur en cultuurhistorie. Dat de omgeving van Winterswijk een van die twintig bijzondere gebieden is geworden, mag opmerkelijk worden genoemd. Blijkbaar zijn hier meer natuur- en landschapswaarden behouden dan op vele plekken elders in het land. Waarom dat zo is en dat toeval er ook een rol bij heeft gespeeld wordt verteld in deel twee van de serie over het Nationaal Landschap Winterswijk.

Oude geologische lagen komen aan het oppervlak
Er zijn een aantal duidelijke oorzaken waarom natuur en landschap van Winterswijk zo waardevol konden worden. Allereerst is er de bodem. Winterswijk wordt niet voor niets de mozaïekvloer van Nederland geworden. Door heftige bewegingen lang geleden zijn hier in de diepe ondergrond breuken ontstaan, maar werden ook oudere geologische lagen die al bedekt waren door jongere "opgetild". Het gevolg was dat op verschillende plaatsen oude geologische lagen aan de oppervlakte komen of er net onder liggen. Het bekendste voorbeeld is de omgeving van de Steengroeve. Door de kalkhoudende grond komen hier planten en vegetaties voor, die je in Nederland alleen in Zuid Limburg aantreft. Dat is het beste te zien in het natuurgebied achter de groeves, de Willink Weust.

Keileem in de ondergrond zorgt voor natte gronden
Ook de derde ijstijd heeft een duidelijke invloed gehad op natuur en landschap van Winterswijk. De landijstongen hebben weliswaar geen grote stuwwallen opgeleverd, zoals bijvoorbeeld in het Montferland. Maar het reliëf bij onder andere Vragender is er eveneens door veroorzaakt. Ook bracht het ijs zogenaamde grondmorene mee, waarin zich onder andere zwerfkeien bevonden. Daarvan zijn er enkele zeer grote rondom Winterswijk opgegraven en op verschillende plaatsen neergezet. Deel van de grondmorene is de keileem die overal in het Nationaal Landschap is afgezet. Die leem in de ondergrond maakte het lastig om de grond ten behoeve van de landbouw te ontginnen. Als dat toch enigszins lukte leidde het tot akkers en weilanden die gedurende een groot deel van het jaar te nat bleven. Zelfs met de moderne technieken zijn deze gronden niet "droog" te krijgen, zeker niet als de keileemlaag in de ondergrond dik is.

'Slechte' grond goed voor natuur
De slechtste grond voor de boer is vaak de beste grond voor de natuur. Omdat de bodem er lastig te bewerken was ontstonden er bijvoorbeeld bossen op of andere interessante natuurelementen. Daarnaast waren er enkele hoogvenen, waar wel turf gestoken werd, maar die niet allemaal zoals overal elders in de Achterhoek werden ontgonnen. Voor het Korenburgerveen werden wel pogingen gedaan, maar die mislukten. Misschien waren er nog wel meer pogingen gedaan, als de Vereniging Natuurmonumenten in 1918 al niet grote delen van het veen had gekocht. Naast de bodem en geologie heeft ook het klimaat een rol gespeeld bij de ontwikkeling van de bijzondere natuur in het Nationaal Landschap. In het oosten van Nederland gaat het zeeklimaat geleidelijk aan over in een landklimaat. Dit is goed te zien aan de plantengroei. In flora's wordt voor Winterswijk gesproken over het subcentreuroop district. Hier komen planten voor die direct over de grens in Duitsland wel vaker voorkomen, maar ten westen van Winterswijk zeldzaam zijn.

Twee Winterswijkers bepalend voor bekendheid natuur
Naast bodem, geologie en klimaat speelde de mens ook een belangrijke rol bij de ontwikkeling van het landschap. Toch zou het er rondom Winterswijk heel anders uitgezien kunnen hebben, als het gebied niet was opgevallen bij prominente natuurliefhebbers en –onderzoekers. Het begon met een bezoek in 1859 van de Nederlandse Botanische Vereniging. In hun verslag van een vijfdaagse excursie, hun uitvalsbasis was Hotel de Klok, vallen meteen de bijzondere planten op. Zij waren al in de bossen bij boerderij Willink in Ratum, oftewel in de bossen die we nu Willink Weust noemen. De natuur van het Nationaal Landschap werd echter vooral landelijk bekend dankzij twee Winterswijkers, meester Meinen en A.Th. ten Houten. G.J. Meinen was niet alleen schoolmeester en dialectschrijver, hij was ook natuurliefhebber en kon er prachtig over schrijven. Zijn artikelen over de natuur van Winterswijk verschenen in de Levende Natuur, een natuurblad dat werd opgericht door Jac. P. Thijsse en Eli Heimans. Het blad heeft een bepalende rol gespeeld bij natuuronderzoek en natuurbescherming in Nederland.

Natuur al in 1938 uitgebreid beschreven
Door de artikelen van Meinen raakte Thijsse geïnteresseerd in Winterswijk. Daar ontmoette hij A. Th. Ten Houten, zoon van een bekende bankier en voorbestemd om bij de bank van zijn vader te werken. Dat zal hij ook wel gedaan hebben, maar liever zwierf hij door de natuur, waar hij graag mensen in rondleidde. Hij hielp Thijsse, die in 1904 ook Natuurmonumenten had opgericht, bij het verwerven van de eerste natuurgebieden in het Nationaal Landschap. Dat waren het Korenburgerveen, het Buskersbos en het Loohuisbos. Ten Houten nodigde de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie NJN) uit om hier de natuur te verkennen. Dat leidde tot een lange reeks kampen bij Wiltershaar in Kotten. Daarom heette het boek dat ze er in 1938 over schreven "Kotten, zoals de NJN het zag". Ze beschreven al uitgebreid alle natuurgebieden, die nog steeds als waardevol worden beschouwd.

Zonder Meinen en Ten Houten geen Nationaal Landschap
Onder de NJN-ers bevonden zich diverse mensen die later een belangrijke rol hebben gespeeld bij natuurbeheer in Nederland en invloed hadden op het natuur- en landschapsbeleid in Den Haag. De belangrijkste onder hen was misschien wel Victor Westhoff. Hij leidde aan de universiteit in Nijmegen vele studenten op die weer later een belangrijke rol speelden in het natuurbeleid. Hij bleef ook adviseur bij terreinbeherende organisaties en bij overheden. Daarbij bleek altijd weer dat Winterswijk een speciale plek in zijn hart had. Het is daarom niet verwonderlijk dat natuur en landschap rondom Winterswijk steeds vaker speciale aandacht kreeg bij provinciaal en landelijk beleid. Het is een belangrijke reden dat Winterswijk niet hetzelfde lot heeft ondergaan als vele andere fraaie gebieden in Nederland. Wat was er gebeurd als Meinen en Ten Houten er niet waren geweest? Was Winterswijk dan ook bekend geworden en gespaard? Het is niet met zekerheid te zeggen, maar vermoedelijk zou er dan geen Nationaal Landschap zijn geweest.

Veel oude geologische lagen in de ondergrond zoals bij de Vlijt. Foto: Bernhard Harfsterkamp
Bij het Korenburgerveen staat een beeld van Victor Westhoff Foto: Bernhard Harfsterkamp