Een eenvoudig bankje langs de Korenburgerveenweg. Foto: Bernhard Harfsterkamp
Een eenvoudig bankje langs de Korenburgerveenweg. Foto: Bernhard Harfsterkamp Foto:

Vanaf een bankje

Langs de Korenburgerveenweg

Door Bernhard Harfsterkamp

WINTERSWIJK – Het grootste natuurgebied in het National Landschap Winterswijk is het Korenburgerveen. Het veen zelf is zo'n 350 hectare groot. Daar omheen ligt inmiddels een randzone, die tegenwoordig grotendeels ingericht is als natuurgebied, van zo'n 150 hectare. Een enkele keer fiets ik er een rondje omheen. Een heel enkele keer maak ik een wandeling door die randzone om het veen heen. Die is zo'n tien kilometer lang, maar door de onregelmatige ondergrond is het er niet heel gemakkelijk wandelen.

Op het eenvoudige houten bankje waarop ik ben gaan zitten kijk in de verte aan tegen het Corlese deel van het veen. Het werd daarom ook wel Corleseveen genoemd, al vonden sommige mensen Korenburgerveen s.s een betere naam. Dat s.s. betekent sensu stricto, oftewel in strikte zin of kleinere zin. Het gehele veen heet dan Korenburgerveen s.l. In ruime zin dus, want s.l. staat voor sensu lato. Van mij mag het allemaal Korenburgerveen heten, of van mijn part Konenburgerveen of Kolenbargerveen, namen die je tegen komt in de verhalen van meester Meinen. Maar ik kan me voorstellen dat de mensen in Meddo het aardiger vinden om over het Meddoseveen te praten. Zeker omdat dit het enige deel is van het veen, waar je als wandelaar welkom bent.

Een ander deel van het veen ligt in de buurgemeente Oost Gelre, dichtbij Vragender waardoor het Vragenderveen genoemd wordt. Het grootste deel daarvan is nog in bezit van de boeren, die er ooit elk een stukje veen hadden om turf te steken. Later hebben ze zich verenigd in de Marke Vragenderveen. In hun deel van de bufferzone staat een hoge uitkijktoren van waaruit je een mooie blik hebt over het hele veencomplex. Nu moet je er vanuit de hoogte over heen kijken. Honderd jaar geleden had ik dat vanaf het bankje kunnen doen. Het veen was toen nog grotendeels boomloos. Waarschijnlijk had ik vanaf deze plek dan de kerk van Vragender kunnen zien.

De kraanvogels die er vorig jaar broedden en alweer terug gekeerd zijn zul je niet zien vanaf de toren. Ook ik zie geen kraanvogels in de verte, al had ik daar wel op gehoopt. Op het moment waarop ik rondom het veen fietste vlogen er immers grote aantallen van deze trekvogels over Winterswijk. Die bufferzone is dan bij uitstek een plek om even neer te dalen, uit te rusten en een beetje te eten. Maar ach, ik geniet ook van de zandweg waarlangs het bankje staat. Hier ligt nog zo'n fietspad zoals ik dat het liefst zie. Links van me kronkelt het tussen de eiken door. Het is smal, zodat er geen ruimte is om naast elkaar te fietsen. Waarom zou dat ook moeten? Bij de uitspanningen die je onderweg tegenkomt is er toch gelegenheid genoeg om met elkaar een praatje te maken. Dit prachtpad zal denk ik niet zo gauw onherstelbaar verbeterd worden, want dat kan maar op één manier. Door de bomen erlangs om te zagen.

Nog zo'n boom die in het verleden vaak gemakkelijk werd omgezaagd zie ik in de verte rechts in de randzone van het veen staan. Alweer een eik. Als die solitair oftewel alleenstaand in een weiland of akker aanwezig is kan de boom alle ruimte krijgen om zijn volle pracht te laten zien. De takken van een eik kunnen dan alle kanten opgroeien. Pas als je van alle soorten alleenstaande bomen tijdens een wandeling na elkaar hebt gezien, besef je hoe groot de verschillen kunnen zijn in de vorm van de boomkroon. Kijk eens naar een populier, die lang en smal is, en naar een eik of beuk die het liefst breed uitdijen. Helaas zijn van deze eik onderaan wel de takken verwijderd, want in de tijd dat de bufferzone nog landbouwgrond was, kon die nou ook weer niet teveel ruimte krijgen.

Een opgekroonde alleenstaande eik in de bufferzone van het veen. Foto: Bernhard Harfsterkamp
In de verte de rand van het Corleseveen. Foto: Bernhard Harfsterkamp