Het
Het "bankje" in het Wooldseveen bij het grenspad. Foto: Bernhard harfsterkamp Foto:

Vanaf een bankje

In het Wooldseveen

Door Bernhard Harfsterkamp

WINTERSWIJK – Het is geen echt bankje waarop ik dit keer ben gaan zitten. Het is een traptrede van het uitkijktorentje dat in het Wooldseveen op de grens met Duitsland staat. Ernaast hangt een oud bord aan een grove den met de dreigende tekst "Moorregeneration, Lebensgefahr!". Met dat gevaar valt het wel mee. Zeker, je kunt wegzakken in dit veen. Dat is mij en andere natuuronderzoekers wel eens overkomen, maar we leven allemaal nog.

De liefhebber die tegenwoordig het Wooldseveen bezoekt en op de paden blijft zal zeker niet wegzakken. Het grootste deel van het wandelrondje bestaat uit een vlonderpad, dat ik vanaf het trapje als een bruin lint door het open gebied voor me zie lopen. Als de planken ophouden, loopt het pad verder over een stevige nieuwe dijk. Slechts het begin en het eind lopen over de veendijken, die hier lang geleden zijn ontstaan toen er nog turf werd gewonnen. Vlonderpad en nieuwe dijk zijn zeven jaar geleden aangelegd. Er is toen veel meer in het gebied gedaan om te zorgen dat het natter wordt en het hoogveen weer kan groeien.

Dat de vernatting helpt is vanaf het trapje goed te zien. Overal zie je de witte stammen van dode berken. Het is te nat voor ze geworden. Het Wooldseveen zal daardoor nog opener worden. Dat is wel even wennen voor wie het kleinschalige landschap om het veen heen gewend is, waarin je altijd wel tegen een bosje of houtwal aan kijkt. We vergeten dan even dat een groot deel van het Winterswijkse landschap open is geweest gedurende de vele eeuwen dat er nog uitgestrekte woeste gronden lagen met veel heide en veen.

Hoewel ik gehecht ben aan het kleinschalige landschap, is het Wooldseveen altijd mijn favoriete gebied geweest, ook toen het nog minder open was. Helemaal dicht gegroeid is het veen trouwens nooit. Komende vanaf de weg langs het veen kwam ik vanaf de jaren 60 eerst door een bos om daarna in het open gebied met de veenputten te belanden dat doorliep tot aan de grens. Hier en daar was er wel veel opslag van vooral berk. Die situatie is jarenlang nauwelijks veranderd.

In het Wooldseveen ben ik definitief natuurliefhebber geworden. Als jongetje van tien vond ik natuur wel mooi, maar pas nadat een oom die veel van natuur wist me drie zondagen mee had genomen naar mooie natuurgebieden wilde ik er altijd in rondlopen. Op een van de zondagen gingen we naar het Wooldseveen. Vanaf het trapje zie ik mezelf weer lopen samen met mijn vader en oom over de oude veendijk, die nog steeds is terug te vinden. De natste stukken waren verstevigd met berkenstammetjes, zogenaamde knuppels, waardoor het ook wel knuppelpad werd genoemd. Hij deed voor hoe je over trilveen kon lopen zonder weg te zakken. Bij excursies met kinderen heb ik dat vaak herhaald. Die vonden het 't mooist wanneer ik toch per ongeluk wegzakte.

De winter is doorgaans niet de mooiste tijd om het Wooldseveen te bezoeken. Na een paar dagen vorst is dat anders. De rijp en het dunne laag je ijs op de veenputten en plassen doet het veen er anders uitzien. Door de zon lijkt het alsof het verdroogde pijpestrootje een goudgele kleur heeft gekregen. Achter me hoor ik grauwe ganzen. Ze maken behoorlijk veel lawaai en komen in groepjes over het veen, waarna ze terugvliegen naar de weilanden aan de rand, waar ze tegenwoordig het hele jaar door verblijven. Links in de verte staat een van het mooiste grensstenen. In de jaren 70 groeide er nog de zeldzame moeraswespenorchis. Ook kon je van daaraf het grenspad verder vervolgen. Nu hoef je dat niet meer te proberen. De vernatting van het veen heeft grote delen van het veen ontoegankelijk gemaakt voor de mens. De aanwezige dieren zullen dat niet erg vinden.

Uitzicht vanaf een traptrede van het uitkijkplatform in het veen. Foto: Bernhard Harfsterkamp
Een bordje met een dreigende tekst. Foto: Bernhard Harfsterkamp