Het bankje aan de Meester Brouwerlaan. Foto: Bernhard Harfsterkamp
Het bankje aan de Meester Brouwerlaan. Foto: Bernhard Harfsterkamp Foto:

Vanaf een bankje

Langs de Meester Brouwerlaan

Door Bernhard Harfsterkamp

WINTERSWIJK – Ook de Brinkheurne heeft heidevelden gehad. De naam Brinkheurnse veld, waar ik op een bankje ben gaan zitten, herinnert er aan. In de 19de eeuw bloeide de heide tot aan de Boven-Slinge. Op de zuidelijke oever was dat enige jaren geleden nog zichtbaar toen er een bosje werd gekapt. Het zaad van de struikheide dat nog steeds in de bodem zat ontkiemde er weer. Dit Brinkheurnse heideveld was niet heel groot. Op de oude topografische kaart is bovendien te zien dat er nogal wat opslag van bomen en struiken was. Maar woeste grond was het nog.

Op de plek waar ik zit kijk ik tegen een bosje aan. Honderd jaar geleden waren deze bomen er zeker nog niet, maar op de oude kaart zag ik dat er hier toen wel bos lag. Het uitzicht naar voren is daardoor beperkt. Om toch nog iets van de omgeving te zien moet ik naar links en rechts kijken over de zandweg heen. Deze weg, die vanaf de Bocholtse Baan naar de Slingeweg loopt, is in 1967 Meester Brouwerlaan genoemd. Hindrik Brouwer werd in 1877 in het Groningse Woldendorp geboren. In 1898 werd hij onderwijzer op de school in de Brinkheurne. In 1923 werd hij er hoofd en ging in het huis bij de school wonen. Brouwer heeft zich in Winterswijk ook intensief bezig gehouden met het landbouwonderwijs. De school staat er nog steeds en wordt nu gebruikt door een landbouwmechanisatiebedrijf.

Terwijl ik rustig op het bankje zit, schijnt de zon aangenaam op mijn gezicht. De stralen worden nog niet tegen gehouden door de nog bladloze bomen voor me, hoewel er ook een enkele grove den tussen staat. Ik luister naar de geluiden om me heen. Er zijn mezen en vinken, honden blaffen in de verte, er snelt een groep hardfietsers voorbij, ik hoor verderop auto's rijden en in de lucht bromt een enkel vliegtuig. Echt stil kun je het hier niet noemen, maar toch ervaar ik hier een enorme rust. Om er nog intenser van te genieten sluit ik mijn ogen en dommel dan heel even in.

Achter me staat ook een bosje. Tussen de bomen door kijk ik naar een weiland met aan de rand ervan moderne landbouwkunstwerken, oftewel hooibalen die in plastic zijn verpakt. Menigeen vindt dat ze het landschapbeeld aantasten. Het landschap dat hier 100 jaar geleden nog open en wijds was, is kleinschaliger dan de meeste andere heideontginningen. Er zijn in het veld niet alleen bossen en bosjes aangeplant, maar ook houtwallen. Heel veel boerderijen staan er in dit hoekje niet. Dat past wel weer bij dat jonge ontginningslandschap. Een laan kun je deze zandweg niet noemen, omdat die niet over de gehele lengte begeleid wordt door laanbomen. In de verte zie ik wel twee rijen lariksen die aan beide kanten van het fietspad staan. Deze naaldbomen zie je niet vaak langs wegen, want erg geschikt zijn ze daarvoor niet. Ik verwacht niet dat als ze ooit vervangen moeten worden dat er opnieuw lariks zal worden geplant.

Als ik naar rechts kijk zie ik de boerderij, waar tegenwoordig een paardenhouderij bij ligt. Daar is enige discussie over geweest in de gemeenteraad. Die begon al toen ik er nog in zat. Moet ik niet een keer mijn politieke memoires schrijven, vraag ik me wel eens af. Over de 22,5 jaar dat ik gemeenteraadslid ben geweest is veel te vertellen. Als ik dat doe wordt het een verhaal over plekjes. Dan is niet meer het bankje het uitgangspunt, maar huis, boerderij of gebouw dat in verband gebracht kan worden met een politieke discussie. Elke week wanneer ik op een bankje zit en er naar toe fiets kom ik van die "politieke plekken" tegen. Ook de verhalen daarover geven een tijdsbeeld. Voorlopig zijn er echter nog meer dan genoeg bankjes om op plaats te nemen.

Het uitzicht naar rechts vanaf het bankje. Foto: Bernhard Harfsterkamp
Het bosje voor het bankje. Foto: Bernhard Harfsterkamp