Vanaf een bankje
Op de bleekweiden
Door Bernhard Harfsterkamp
WINTERSWIJK – Over niet elke plek in Winterswijk is veel te vertellen. Er zijn echter ook locaties waarover ik vele bladzijden vol kan schrijven. Dat geldt zeker voor de bleekweiden, die tussen het strandbad en de Plekenpol liggen. Voor me ligt het Blekershuis, waarvan alleen nog twee schoorstenen staan. Rechts inde verte zie ik de Plekenpol en links in de verte bevindt zich het openluchtzwembad. Voor me zijn er de bleekweiden zelf, die allang niet meer gebruikt worden voor het bleken van linnen, maar natuurgebied zijn geworden. Hierover zijn al minstens vier verhalen te schrijven.
Als ik op het bankje bij de bleekweiden zit komt een vijfde verhaal in me op. Ik denk aan de literaire wandeling door het Winterswijk van Gerrit Komrij. Een eerste versie hiervan verscheen in 1994 toen zijn geboortedorp vierde dat hij 50 jaar werd. Tien jaar later was er een versie waarover ik meer tevreden kon zijn. Bij de opening van het Gerrit Komrijcollege in 2012 verscheen van deze "De winter wist van geen wijken" een tweede, uitgebreide druk. In 2024 wil ik er graag een derde druk van presenteren met nog meer over het Winterswijk van Komrij en nog mooiere foto's. Dat ik aan Komrij denk, komt ook wel omdat ik weet dat er deze week een tentoonstelling over hem wordt geopend.
Op de bleekweiden staan overigens twee bankjes. Op dat andere bankje, dichter bij de Plekenpol, ga ik nog wel eens zitten om die andere verhalen te vertellen. Maar deze keer is het bankje een literair bankje. Natuur en landschap boeiden Komrij niet enorm. Ook die van Winterswijk niet. In zijn werk is veel meer te vinden over het dorp, over de wereld daarbuiten is er weinig. Toch heeft hij het in Verwoest Arcadië wel over "het zwerven langs de bospaden, het bouwen van dammen in beken, het hangen aan lianen". Aan een latere versie heeft hij nog een prachtig verhaal over de Steengroeve toegevoegd.
De bleekweiden zijn tastbaar aanwezig in een beschreven droom in Verwoest Arcadië. "Eerst zag hij, hij kon het niet anders noemen, een grazige weide. Grazig, maar geen dier dat er graasde. Aan de overkant van de beek lag een bos, dat er eentonig uitzag. Grasgroene waterjuffers, glazig, kwamen aangescheerd en schoten langs hem heen. Aan het eind van de wei stond een houten huis, vervallen. Het was een verlaten blekerij. Topzware, dommelende papavers lichtten op tussen het donkere huis en hem. De libellen ronkten en bleven roerloos in de lucht staan." Niet alleen wordt hier de enige nog overgebleven blekerij genoemd. Ook wordt heel goed de sfeer weergegeven, zoals die op de bleekweiden voelbaar is op een warme zomerdag.
Langs de Boven-Slinge waren ooit meer bleekhuizen te vinden. Op de bleekweiden werden lange banen textiel gebleekt. Met het nog schone beekwater werd het textiel gewassen, waarna het op de bleekvelden in de zon werd gelegd om te drogen en te bleken. Tussen de bolvormige bleekvelden lagen slootjes, waaruit water werd gehaald om het textiel tijdens het drogen regelmatig te besprenkelen, waardoor het bleekproces optimaal verliep. Niet zomaar heeft Komrij het over waterjuffers. De bleekweiden zijn nog steeds een klein paradijs voor deze insecten, maar ook voor kikkers, salamanders en vlinders. Daarnaast is de plantengroei van de sloten en grazige weigedeelten hier nog altijd bijzonder. Niet zomaar zijn de bleekweiden een natuurgebied geworden. De weilandstroken bestaan uit zeldzaam geworden bloemrijk vochtig hooiland. De orchideeën die er in de jaren zeventig nog te zien waren, zijn helaas wel verdwenen.