Het bankje aan de Driemarkweg. Foto: Bernhard Harfsterkamp

Het bankje aan de Driemarkweg. Foto: Bernhard Harfsterkamp

Vanaf een bankje

Bij een grote plas

Door Bernhard Harfsterkamp

WINTERSWIJK – Opnieuw ben ik op een bankje neergestreken, van waaruit ik aankijk tegen een muur van groen. Geen maïs deze keer, want dat heb ik voor dit jaar genoeg gezien. Van mij mag morgen het grote maaien beginnen. Dit keer zijn het de bomen en struiken die het uitzicht beperken. Een bosrand? Nee, een bosstrook, die zich tussen de Driemarkweg en een volgelopen kleiput ligt. Als ik goed kijk zie ik heel iets van het zeer blauwe water achter het gebladerte liggen.

In die strook zijn een paar smalle doorkijkjes aanwezig, alleen niet bij het bankje. Dus moet ik het doen met wat ik op de Driemarkweg gebeurt. Dat is niet veel. Ik zie een grote trekker met een tank achter zich aankomen. Die stopt opeens en draait dan achteruit de bosstrook in. Het pad was me al wel opgevallen toen ik er voorbij fietste. Even later hoop ik een hoop geraas. Ik neem aan dat er water wordt opgepompt, want dat is er meer dan genoeg in de diepe plas. Wat er precies mee gedaan wordt weet ik niet.

Voor me ligt de vrijwel onzichtbare plas, die ik zelf meestal aanduid als de kleiput de Vlijt. Maar dat kan verwarring veroorzaken, want zo'n 500 meter verderop ligt nog een veel grotere kleiput met dezelfde naam, die weliswaar al enkele plasjes bevat, maar vooral nog een groeve is waar klei wordt gewonnen. Daarmee worden in de steenfabriek aan de Misterweg nog steeds herkenbare donkerroodbruine bakstenen gebakken. De reden is omdat het bijzonder klei is, veel ouder dan het rivierklei waarvan de meeste bakstenen worden gebakken. Oligoceen heet het en is 23 tot 33,9 miljoen jaren geleden afgezet.

In de put voor me die na de kleiwinning met water is volgelopen heb ik in mijn jeugd toen ik ook nog even geoloog was fossiele haaientanden en schelpen gevonden. Ernaast lag toen nog een vuilnisbelt, waarvoor een andere kleiput werd gebruikt, die langzaam werd volgestort met huis- en zelfs nog bedrijfsafval, soms van bedenkelijke aard. Terwijl ik in de nog gebruikte groeve fossielen zocht zag ik vele ratten lopen aan de rand van de belt. Een enigszins ongemakkelijk gevoel gaf me dat wel. De put werd dieper, de belt werd hoger waardoor in de omgeving van dit bankje een merkwaardig landschap ontstond. Eigenlijk een landschapstype dat we nooit benoemen. Zullen we het industrielandschap noemen?

Achter me bevindt zich nog zo'n belt die ver boven me uitsteekt. De kleiwinning was oorspronkelijk kleinschalig. In de omgeving vind je nog enkele kleine plasjes die ooit put waren. In de put voor me lag in de jaren 70 nog een gebiedje met allerlei plasjes omgeven door riet en moerasplanten. Daardoor was het gebied rijk aan vele soorten plant en dier. Dat kleinschalige paradijsje verdween toen de grootschalige kleiwinning opkwam. Die grote plas nu heeft veel minder natuurwaarden. Heel veel watervogels zie je er niet, al is het in de winter een slaapplaats voor ganzen en grote zilverreigers. De variatie terugbrengen door de plas ondieper te maken door er klei van elders in te brengen, zoals de gemeente van plan, is een uitstekend idee. Dat daar al tien jaar over gesproken wordt en de uitvoering nog steeds niet in zicht is, is onbegrijpelijk. Verrijk dit vreemde hoekje Winterswijk waar kleiwinning, recreatie, afvalverwerking en natuur samengaan snel met een mooie moerashoek.

De plas die de gemeente interessanter voor de natuur wil maken. Foto: Bernhard Harfsterkamp
Iets verderop bevindt zich een doorkijkje met rails van het oude spoorlijntje waarover kipkarretjes reden met klei. Foto: Bernhard Harfsterkamp