Het bankje aan de Kievitsweg. Foto: Bernhard Harfsterkamp

Het bankje aan de Kievitsweg. Foto: Bernhard Harfsterkamp

Foto:

Vanaf een bankje

Tussen de maïs

Door Bernhard Harfsterkamp

WINTERSWIJK – Op sommige bankjes kun je in de zomer beter niet gaan zitten. Tenzij je alleen wilt pauzeren tijdens een lange wandeling of fietstocht voor een kleine versnapering en je het uitzicht niet al te belangrijk vindt. Ik wil graag verder kunnen kijken, maar op dit bankje aan de Kievitsweg in Henxel is dat onmogelijk. Voor en achter me is er maïs. Als ik naar rechts kijk zie ik maïs. Alleen links van me is iets anders te zien, de bosrand van het Gossink.

Waarom ik dan toch tussen de maïs ben gaan zitten? Misschien omdat het er koel is op een warme morgen? Of omdat ik even in mezelf wil verzinken en niet wil worden afgeleid. Nee, dat is het niet. Ik ben voor dat maïs gaan zitten, want ik wil niet alleen het mooie van het Winterswijkse landschap laten zien, maar ook het lelijke. Dat hoort er ook bij. In augustus is bij willekeurig plaats nemen op een van de vele bankjes de kans groot dat je tegen het hoge voedergewas aankijkt. Ik kan me op dit bankje echter voorstellen hoe het landschap er hier in het verleden uitzag.

Honderd jaar geleden was het er paars van de bloeiende heide, want ik bevind me opnieuw in het Vosseveld, ooit een van de grootste heidevelden van Winterswijk. Maar na de ontginning kon deze voedselarme grond met kunstmest geschikt gemaakt worden voor het verbouwen van rogge, het graan dat het beste groeide op de zandgronden. Na de oogst werd er een nagewas of een groenbemester ingezaaid, want grond bleef niet braak liggen. Tot 50 jaar geleden was het rogge die hier het beeld in de zomer bepaalde. Daarna kwam de maïs.

Maïs is een van de vele planten die we hebben te danken aan de ontdekkingsreizen. Nadat Columbus Amerika had herontdekt kwamen er allerlei voedselplanten naar Europa. Aardappels, tomaten en sperziebonen, maar ook maïs, veroverden ons continent. Het lange groene gras, eerst vooral populair vanwege de eetbare kolven, werd alleen in zuidelijk Europa verbouwd. Het koudere klimaat van Nederland en omstreken was nog niet echt geschikt. Daarvoor moest de soort veredeld worden. Maïs begon zijn opmars in ons land pas in 1964. Toen werd in de landbouwstatistieken voor het eerst 3000 hectare geregistreerd. In 1970 was dit verdubbeld, maar daarna nam het oppervlakte snel toe. In 2016 was er ruim 200.000 hectare maïs, waarvan een vijfde deel in Gelderland.

Het aantal hectares rogge werd daarentegen steeds minder. In 1900 was er 214.000 hectare. In 1960 was er nog altijd 153.000 van over. Maar in 1970 werd er nog maar 55.000 hectare rogge verbouwd, waarna de daling snel ging. In 2016 was er nog slechts 2000 hectare over. Dat met name snijmaïs zo populair is geworden in de landbouw komt omdat het een uitstekend voedergewas, samen met Engels raaigras, voor het melkvee is. Daarnaast kon het heel goed tegen veel dierlijke mest, waardoor er extra veel op maïsland kon worden uitgereden. Tegenwoordig is dat niet meer mogelijk omdat de regels strenger zijn geworden. De populariteit van maïs zal voorlopig niet voorbij zijn, want het wordt eveneens gebruikt om energie op te wekken in biovergisters. Maar ooit zal er in de zomer weer een opener landschap zijn met andere gewassen, die niet zo hoog worden. Welke? Dat wordt een verrassing.

Voor me maïs. Foto: Bernhard Harfsterkamp
Ook rechts van me alleen maar maïs. Foto: Bernhard Harfsterkamp
Rechts de bosrand van het Gossink. Foto: Bernhard Harfsterkamp