Hans Keuper met hondje Tarzan. Foto: Sander Grootendorst
Hans Keuper met hondje Tarzan. Foto: Sander Grootendorst

‘Niet de Achterhoek, maar de mensen in de Achterhoek’

XInterviews & Achtergrond

ACHTERHOEK - Hans Keuper, tot ver buiten de Achterhoek bekend van de streektaalband Boh Foi Toch, mocht vorige maand in Eibergen als eerste de nieuw ingestelde Willem Sluiterprijs in ontvangst nemen.

Door Sander Grootendorst

Staande bij zijn voordeur maakt Hans Keuper met zijn arm een zwaaiende beweging, waarmee hij de bezoeker gastvrij naar een parkeerplek loodst. Welkom in boerderij De Hulle aan de bosrand tussen Doetinchem en Gaanderen waar Hans en Rita nu zesendertig jaar wonen.

Een logétje komt ons tegemoet, een chihuahua. Hans: “Dizzen hond, die heet Tarzan en as ie zegt dat ie Jane bunt, dan is d’r niks an de hand…”

Het hele gesprek praat hij voornamelijk Dinxpers – geboren werd hij zevenenzeventig jaar geleden in Dinxperlo –, om af en toe te ‘vervallen’ in Nederlands. “O, nu praat ik geloof ik Nederlands”, zegt hij dan. Maar ook weer met een onmiskenbaar Achterhoeks, in casu Dinxpers accent. 

Dit artikel staat grotendeels in het Nederlands, maar aardig is het om de lezer mee te geven dat Hans en Rita geen enkele keer ‘zijn’ hebben gezegd, of vervoegingen van dat werkwoord. Het is altijd bunt, bu’j, wèèn, wazzen enzovoort. De aangename taal van thuis die toch, nee: juist, voor iedereen verstaanbaar is.

‘Weer good te passe’
“Ik bun van alle kanten weer good te passe,” zegt de man die tot ver buiten de Achterhoek vooral bekend is als dragende kracht en bespeler van de trekharmonica in de band Boh Foi Toch. Niet zomaar een opmerking, hij was drie maanden zoet met een ernstige galblaasontsteking, hij belandde tot drie keer toe in het ziekenhuis.

Maar van het ziekenhuis herinnert hij zich nu vooral nog dat hij er een “grandiozen tied” heeft gehad. Met verpleegsters die oud-leerlingen van hem bleken te zijn (hij was biologiedocent aan het Ulenhofcollege in Doetinchem), een specialist die steeds een praatje kwam maken over muziek en zo, en als medepatiënt een kapper genaamd Kaal, die werd geopereerd aan zijn sleutelbeen nadat hij door zijn hond omver was getrokken en verkeerd terechtgekomen.

Een concert van Boh Foi Toch dreigde door het ziekenhuisgedoe op het laatste moment te moeten worden afgezegd, maar door de inzet van Rita, echtgenote én bandmanager, lukte het een vervangende band te regelen, de Blue Grass Boogie Men, tot grote tevredenheid van het publiek. Nóg een reden voor blijdschap: “We hebben deze maand weer zes optredens. As het zo blief as het nou is, dan giet ’t weer an. Al met al zijn er door corona toch zo’n zeventig optredens niet doorgegaan.” Een zware periode voor alle bands, maar… óók een verademing, zegt Rita: “Dat er iets in de wereld zou gebeuren waardoor we terug werden gebracht naar de stilte, naar de oorsprong.” Hans: “Nu kon je de uil hier pas echt goed horen. En de autobahn verderop hoorde je totaal niet. Wij dachten: eindelijk weg met de bucketlist. De bucketlist, daor ku’j ow de kont met afvegen!”

Dertig jaar Boh Foi Toch
Het dertigjarig bestaan van Boh Foi Toch kon niet uitbundig worden gevierd, maar dat wordt goedgemaakt. In zijn hoofd laat Hans alvast de drie decennia passeren, vanaf het eerste concert in Concordia, Hengelo. “Er is een speciale dvd uitgebracht waarop ook opnamen van dat optreden staan, die we zelf nooit gezien hadden.” Zijn ogen twinkelen. “Dat nummer van Ferdi Jolij, Ojadasawa. Omdat ik op één accordeon niet alle noten kon spelen, had ik er twee nodig. Ik moest dus tijdens het lied razendsnel van instrument wisselen. Haha, het leek wel een circusact.” 

De toon voor Boh Foi Toch was met dat debuut letterlijk en figuurlijk gezet: “En nog altijd slagen we erin bij onze concerten drie generaties te binden. Mooi toch!”

In 2006 ging de eerste Achterhoek Spektakeltoer van start, georganiseerd door Hans en Rita. Met groot- en kleinschalig vermaak, aanvankelijk de hele Achterhoek door, later alleen op het DRU-terrein in Ulft. Het idee van zo’n toer heeft diverse spontaan bedachte voorlopers gekend, zoals de legendarische tocht met twee harmonicabussen vol fans tussen Winterswijk, Ruurlo en Doetinchem die drie keer hetzelfde Boh Foi Toch-concert kregen voorgeschoteld, en te eten en te drinken kregen ze ook. Een brede lach verschijnt op Hans’ gezicht: “Tegen acht uur kwamen ze bij Amphion aan en dan was de helft al aardig aan het zoep’n geweest…”

Bij alle anekdotes zou je bijna de aanleiding voor dit gesprek vergeten: Hans Keuper mocht vorige maand in Eibergen de nieuw ingestelde Willem Sluiterprijs ontvangen vanwege zijn verdiensten voor de Achterhoek op het gebied van, in het bijzonder, taal en muziek. Maar het antwoord op de vragen die je hem daarover zoal kunt stellen, zit in wezen verpakt in die anekdotes. Waaruit zijn grote liefde voor de streek naar voren komt. Hans verbetert: “Het is niet op de eerste plaats de Achterhoek, het zijn de mensen in de Achterhoek.”

“Heb je dat buuksken al laten zien?” vraagt Rita. “We hadden de tranen in de ogen staan toen je het kreeg.” Hans pakt het erbij, het heet Alle de geestelyke en soetvloeyende werken. Verzen van Willem Sluiter, de dominee en dichter, naar wie de prijs is genoemd. “Kijk, daar staat het: het is uit 1687. Een Boh Foi Toch-fan die in Aalten opgroeide en nu in Varik woont heeft het opgestuurd. Zijn vader kocht het in de jaren dertig in Utrecht.” Met zichtbaar en hoorbaar genoegen draagt Hans het laatste gedicht uit de bundel voor. Waarin Sluiter door volop te spelen met het woord ‘mis’ als protestant de overdadigheid van de katholieke kerk te kijk zet.

Een minder bekende functie van Hans Keuper is zijn ambassadeurschap van het in streektaal geschreven kindermagazine Wiesneus. Het dialect heeft hem veel te bieden en dat geeft hij graag door aan volgende generaties, maar dan zonder er krampachtig aan te willen vasthouden. “Het is leuk dat je het in stand houdt. Belangrijk ook. Dat je elementen van een bepaalde samenleving bewaart. Dialecten kunnen voedingsbodem voor de standaardtaal zijn. Zo werkt dat echt. Ze leveren elementen op die voor iedereen beschikbaar kunnen komen. Diversiteit. Als bioloog ben ik natuurlijk vóór.” Achterhoeks aandoende diversiteit kwam hij ook tegen in Kameroen, waar hij een aantal jaren verbleef. “Het zit ’m in de kleinschaligheid van zo’n samenleving.”

‘Vlag had niet gehoeven’
Maar de invoering van een Achterhoekse vlag had dan weer niet per se gehoeven: “Je verschanst je erachter, geeft jezelf een zogenaamde staatkundige identiteit. Ze vroegen of ik er een wilde, ik zei: nee, ik kom van Dinxper. Ik ben niet zo van het marcheren achter vlaggen. Streven naar behoud van identiteit komt pas als die identiteit niet meer vanzelfsprekend is. Hetzelfde geldt voor dialect. Of voor midwinterhoornblazen in de Slangenburg. Dan wordt het folklore, aapjes kijken of ook: aapjes zijn. Waar je anderzijds natuurlijk ook weer schik in kunt hebben.”

Hij kreeg zijn inzichten van huis uit mee. “Onze familie bestond uit grote boeren. Mijn opa is als zoon van zo’n boer in Breedenbroek schoolmeester geworden. Hij schreef ook al boekjes te in het plat en hij publiceerde in het Gelders Landbouwblad: wijze woorden in sprökskes die van toepassing waren op de boerenstand. Allemaal in het Dinxpers plat. Bij ons thuis waren twee dingen vanzelfsprekend: altijd de ogen los holden, weten waar je woont en waarom de dingen zijn zoals ze zijn. En: de taal spreken van de mensen met wie je te maken hebt. Respect, daar gaat het om. Mijn vader praatte als onderwijzer Hollands tussen half negen en kwart voor twaalf. Dan tot kwart over één, in de pauze, plat. Tot kwart over drie weer Hollands. Thuis heeft hij nooit één woord Hollands gesproken. We werden gecorrigeerd: als we zeiden jasje, zei hij: het is jesken.”

Toen hij docent was kon Hans aan hun accenten en woorden haarfijn bepalen uit welk dorp de leerlingen afkomstig waren. Daar schreef hij voor Boh Foi Toch het nummer Weerkommen over. Op station Arnhem tussen de Achterhoekers wachtend op de trein naar Winterswijk luisterde naar de accenten en wist vooraf waar iedereen zou uitstappen. “In Aaaltn bijvoorbeeld.” Langzaam maar zeker worden de verschillen kleiner.

Dertig jaar Boh Foi Toch, kort samengevat: Nog steeds veel gein, maar wel meer professionaliteit. En wat is er te zeggen over dertig jaar Achterhoek? 

“De Achterhoek is losgegooid, een proces dat al veel eerder is begonnen. Ik ging in Utrecht studeren, er was er maar eentje vóór mij geweest. Dat is nu onvoorstelbaar. In een halve eeuw is allerbarstens veel veranderd. De dorpen, een soort eilanden in het boerenlandscchap, zijn nu veel meer verbonden. Vroeger moest je oppassen als je in een ander dorp naar de kermis ging. Over en weer vriejen is nu heel normaal, toen niet.”

“En ook is de grote wereld de Achterhoek binnengekomen. Dat is alleen nog maar versterkt nu de digitale tijd aan de laatste navelstaarderij, de laatste dorpse toestanden, een einde maakt. Zeker met de stijgende huizenprijzen komen steeds meer westerlingen hierheen, en door internet en de goede vervoersmogelijkheden hoef je, als dat niet wilt, niet aan de samenleving mee te doen. En iedereen heeft het druk, wij trouwens ook, met de band… Dus het naoberschap is wel een beetje aan het verdwijnen. En misschien gebeurt dat ook met wat je volgens mij nu nog wel typisch Achterhoeks kunt noemen. Mensen uit het westen zijn toch meer rechtstreeks dan bij ons of in Twente.” Dat Achterhoekers liever eerst de kat uit de boom kijken, heeft een historische achtergrond, vermoedt Hans. “Dat doe je als je te maken hebt, of eeuwenlang te maken gehad hebt, met een bovencultuur. Je wil geen ruzie met de mensen die boven je zijn gesteld. Onze humor is ook heel anders. Youp van ‘t Hek zegt gewoon alles, Herman Finkers moet het veel meer hebben van wat hij niet zegt. Luister maar eens om je heen: onze hele manier van praoten zit er vol mee.”

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant