Afbeelding
Foto: Nick Oostendorp

Zwaleman | Geluksgevoel

Algemeen Columns

Geluksgevoel

Het is mijn hondje Doerak, dat met een kort blafje op ze wijst: drie silhouetten aan de overkant van de met maïsstoppels bedekte akker. Reeën, die zich tegoed doen aan het blijkbaar nog malse gras op die smalle strook tussen het bouwland en de achterliggende sloot.
De dieren horen het blafje, één kijkt even op in onze richting. Maar blijkbaar worden we niet als een gevaar gezien, want ze grazen rustig verder. Een paar weken geleden heeft waar ik nu sta de gemeente Berkelland in een onbegrijpelijke oprisping van 'Ordnung muss sein' een houtwal laten rooien. Daar was ik toen boos over, want de biotoop van talloze vogeltjes en kleine op de bodem levende diertjes werd in één klap verwoest. Nu ben ik er blij mee, want als de houtwal er nog was geweest, zou ik de reeën niet hebben gezien.
Zeker vijf minuten sta ik doodstil naar de drie dieren te kijken, mijn hondje naast me. Dan laat Doerak met een wat heftiger blaffen weten, er genoeg van te hebben. Ze wil verder, het gebruikelijke ochtendrondje afmaken. De reeën schrikken van het geblaf, springen een voor een over de sloot en zijn verdwenen.
We vervolgen de wandeling. Langs de gracht van de oude havezate De Kamp, die de gemeente Berkelland voor een appel en een ei heeft verkocht aan een projectontwikkelaar, om er een hotel van te maken. (Maar de afgelopen jaren is het kasteeltje alleen nog maar verder vervallen). Ik kan me daarover steeds weer boos maken, maar gelukkig zie ik Harry op z'n vaste plekje aan de rand van de gracht. Elke ochtend staat ie daar te vissen, die wat smoezelige blauwe reiger die me meestal aankijkt met een blik van: Wat mot je van me? En me desondanks toch altijd weer blij maakt. Zeker vandaag, want hij heeft een familielid meegebracht. Tien meter verderop staat ie: een prachtige, slanke zilverreiger. Twintig jaar geleden nog een bijzondere soort, tegenwoordig zie je ze steeds vaker in de Achterhoek.
Voor we weer thuis zijn heb ik nog enkele andere ontmoetingen. Met een haas die door een weiland sprint, een groene specht die anders dan de grote bonte z'n voedsel in de bodem zoekt en warempel ook nog met een paar merels. Even leek het er de afgelopen zomer op, dat die zwartgevederde vrienden allemaal aan het Usutu-virus bezweken waren, maar gelukkig, ze zijn er nog.
Thuisgekomen geniet ik vanachter de ontbijttafel nog van een eekhoorn die keer op keer het vogelhuisje in de voortuin beklimt. Niet voor de walnoten en tamme kastanjes die ik speciaal voor hem heb neergelegd, nee hij prefereert het voor de meesjes bedoelde pindanetje.
De rest van de dag breng ik grotendeels in mijn werkkamer door, achter de computer. Maar 's avonds tegen elven neem ik Doerak nog mee voor een laatste rondje. Als ik de tuinpoort open sta ik oog in oog met een in ons wijkje verdwaalde ree. Misschien wel een van de drie hindes van vanmorgen. Moeilijk te zeggen wie het meest schrikt, de ree of ik. Maar zij vermant zij zich als eerste. Met vier poten tegelijk springt ze omhoog, maakt in de lucht een halve draai en spurt weg. Het paadje in, richting maïsakker.
Als ik even later aan het eind van het paadje kom is de ree natuurlijk in geen velden of wegen meer te zien. Maar terwijl Doerak op de door een volle maan verlichte akker scharrelt, bekruipt me een groot geluksgevoel. Wat ben ik toch gezegend, dat ik hier mag wonen. In dat stukje Nederland, dat 350 jaar geleden al door Willem Sluijter werd bezongen. Ja, ik ben het voor de volle honderd procent eens met die ouwe dominee: Mijn vreugt is in dees' achter-hoek !

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant