Inwoners Winterswijk positief over jeugdhulp en hulp in kader WMO

Algemeen

WINTERSWIJK - Inwoners van Winterswijk oordelen over het algemeen positief over de zorg en hulp die ze vorig jaar hebben gekregen in het kader van de WMO en de jeugdhulp. Dat blijkt uit het klanttevredenheidsonderzoek 2016 dat adviesbureau BMC in mei en juni van dit jaar, evenals in andere plaatsen in de Achterhoek, in opdracht van de gemeente heeft uitgevoerd. De gemeente is verplicht om ieder jaar een dergelijk onderzoek te laten doen.

Door Bart Kraan

Verantwoordelijk wethouder Ilse Saris is blij met de uitkomst. ''Ik ben ongelofelijk trots. Als Achterhoek doen we het goed, maar Winterswijk doet het echt goed. En dat is een compliment waard voor de manier waarop we een en ander hebben ingericht en voor de medewerkers die elke dag de inwoners bedienen.''
Dit klanttevredenheidsonderzoek is uitgevoerd door middel van een steekproef waarvoor 887 mensen waren geselecteerd die hulp krijgen in het kader van de WMO. Terwijl voor de jeugdhulp 340 ouders van kinderen tot en met achttien jaar en 180 jongeren tussen de 12 en 23 jaar werden aangeschreven. Van de benaderde WMO-cliënten beantwoordden 394 mensen, oftewel 44 procent, de vragen. Bij het onderzoek voor 2015 beantwoordde 26 procent van de benaderde mensen de voorgelegde vragen. Aan het onderzoek over de jeugdhulp namen 126 ouders en jongeren deel, een respons van 24 procent. Vorig jaar was die nog 26.1 procent. Maar volgens de gemeente is een respons van 15 procent gangbaar en is 24 procent nog steeds prima.

In Winterswijk gaf voor wat betreft de WMO 81 procent van de mensen die de vragen hebben beantwoord aan, te weten waar ze terecht kunnen met hun hulpvraag, terwijl 86 procent de kwaliteit van de steun kon waarderen. Een vergelijking van de resultaten van het onderzoek in Winterswijk met de resultaten in andere Achterhoekse gemeenten geeft aan dat Winterswijkers over de meeste aspecten veelal hetzelfde of positiever oordeelden dan mensen uit omliggende gemeenten. Zo voelde 89 procent van de Winterswijker zich door de hulpverlener serieus genomen. Van de omliggende gemeenten scoorden slechts Aalten (95 procent) en Bronckhorst (90) beter. Doetinchem (63), Berkelland (74), Montferland en Oude IJsselstreek (beide 83) en Oost Gelre (87) deden het slechter dan Winterswijk. Ook voor wat betreft het gezamenlijk door de hulpverlener en hulpvrager zoeken naar een oplossing scoorde Winterswijk met een percentage van 83 prima. Aalten (89), Berkelland (92) en Doetinchem (84) waren iets beter, Bronckhorst presteerde even goed als Winterswijk en Montferland (79), Oude IJsselstreek (75) en Oost Gelre (81) waren iets slechter.
Voor wat de jeugdhulp gaf 78 procent van de ouders en jongeren aan goed te weten waar ze terecht kunnen voor hulp. Van de jongeren heeft 78 procent het gevoel dat ze de noodzakelijke hulp en steun krijgen, bij de ouders ligt dat percentage iets hoger: 82. De meerderheid, 84 procent, gaf aan goed geholpen te zijn bij vragen en problemen.

In vergelijking met andere gemeenten doet Winterswijk het op het gebied van de jeugdhulp absoluut niet slecht. Winterswijk kwam bij geen enkele vraag als slechtste uit de bus en zat vaak bij de top drie. Zo was 90 procent van de respondenten in Winterswijk van mening dat de hulpverlening hen serieus neemt. Alleen Oude IJsselstreek (93) en Berkelland (91) deden het beter. Aalten, Bronckhorst (beide 87), Montferland, Oost Gelre (beide 89) en Doetinchem (81) presteerden minder.
Het onderzoek van BMC leverde ook kritiek op. Zo werd duidelijk dat 70 procent van de WMO-respondenten niet weet dat er een onafhankelijke cliëntondersteuner bestaat. ''In onze gemeente is dat MEE Oost'', aldus Saris. ''Daar moeten we meer informatie over geven.''

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant