De Kwaksmölle in Varsseveld. Foto: Edy Kwak
De Kwaksmölle in Varsseveld. Foto: Edy Kwak

De Kwaksmölle in Varsseveld

INTRO
Ons leven speelt zich voor een groot deel af in gebouwen. Soms zijn ze puur functioneel, sommige gebouwen zijn er om mee te pronken, terwijl anderen ze juist afzichtelijk vinden. Achter vrijwel elk gebouw schuilt een verhaal. Architect Edy Kwak neemt voor Achterhoek Nieuws een kijkje bij een bijzonder gebouw in de regio. Deze keer de Kwaksmölle in Varsseveld.

VARSSEVELD - Aan de Doetinchemseweg 48 staat een oude molenromp. Het is het restant van een ronde stenen beltmolen, gebouwd in 1859 door de molenbouwer H. Kreeftenberg uit Varsseveld in opdracht van eigenaar dhr. Gerrit Kwak. “Ik bun d’r ene van Kwak”. 

Voor mij aanleiding om in de geschiedenis van deze molen te duiken. Na de inlijving van Nederland door Napoleon verloor de adel een groot aantal van zijn privileges (onder andere windrecht en maalrecht) en kwam er ruimte voor initiatieven van de kleine man. En zo liet omstreeks 1820 de rentenier Laurens Becking de windkorenmolen ‘de Haan’ als geldbelegging op de ‘Breide’, ongeveer 5 minuten gaans vanuit de dorpskern, bouwen. Het was een zogenaamde ‘stenderkaste’ molen met twee paar stenen om te malen en een inrichting om met behulp van stampers gierst te pellen. Een stenderdmolen (standaardmolen) is een rechthoekige houten kast die om een zware houten staander van plusminus 60-80 cm heen is gebouwd. Het geheel staat stormvast op een stevige onderbouw. Het binnenwerk bestaat uit verschillende verdiepingen waarop raderwerk en stenen aangebracht zijn. De hele kast kan worden gedraaid (gekruid) op de wind.
De eerste pachter was Laurens Colenbrander. Daarna volgende er nog diverse molenaars.
In 1851 kwam Gerrit Kwak als molenaar op de molen. Hij veranderde de naam ‘de Haan’ in ‘Kwaksmölle’. Helaas, op 28 januari 1859 brandde deze oude stendermolen tot op de grond toe af. Gelukkig bleef de eerder bijgebouwde rosmolen gespaard en kon er nog gemalen worden. Met het uitgekeerde verzekeringsgeld gaf Gerrit Kwak de opdracht om een moderne stenen beltmolen, ‘een bovenkruier’, te bouwen op de plaats van de oude molen. Zeven maanden later kon er voor het eerst mee worden gemalen.
Het leven van Gerrit Kwak was een aaneenschakeling van ellende. Geboren als onecht kind, drie huwelijken, twee keer weduwnaar, vijf gestorven kinderen, en een afgebrande molen. Maar hij ging niet bij de pakken neerzitten. In 1868 breidde hij zijn bedrijf uit met een bakkerij waar hij het door zijn klanten kant-en-klaar aangevoerde deeg enkel afbakte.
In 1980 overleed Gerrit op 65-jarige leeftijd. Zijn 21-jarige zoon Johan Willem Kwak uit zijn derde huwelijk nam de zaak over. Hij ging voortvarend te werk en voorzag de molen van een petroleummotor. Op 28 april 1909 ging het weer mis. Tijdens een hevige storm braken twee wieken. Ook deze Kwak liet zich niet door tegenslag weerhouden. Samen met drie van zijn ‘conculega’ molenaars zetten ze een meelhandel op als uitbreiding van de bestande werkzaamheden.
In 1937 liet Kwak zijn molen van een nieuw soort wieken voorzien van het systeem ontworpen door de Duitse luchtvaartingenieur Kurt Bilau. Deze wieken hadden de vorm van een vliegtuigvleugel en waren voorzien van kantelbare kleppen die automatisch hun stand aanpasten aan de kracht van de wind door middel van een ingenieus regelsysteem.

De laatste molenaars van de Kwaks waren de gebroeders Hein en Willem, zonen van Johan Willem. Hein bleef ongehuwd maar Willem trouwde en kreeg in 1935 een zoon Jan Willem (Han). Tijdens de tweede Wereldoorlog draaide de molen gewoon door en diende de molenbelt als schuilkelder voor de buurt. De terugtrekkende troepen beschoten de molen om te voorkomen dat deze als uitkijkpost ging dienen. Na de oorlog maalde Kwak nog een tijdje met twee wieken maar uiteindelijk enkel nog met motorkracht.

De molen werd tussen 1945 en 1952 deels onttakeld. Dat was het einde van de trotse beltmolen. De molenromp kreeg tot 1964 een functie als opslagruimte en als uitkijktoren voor de Luchtwachtdienst. Omdat zoon Han besloot niet in het molenaarsvak te stappen werd in 1966 de molen helemaal leeggehaald en nergens meer voor gebruikt. Het verval sloeg toe. De romp kwam wel op de monumentenlijst vanwege cultuurhistorische waarden als onderdeel van de geschiedenis van de graanmaalderijen van Nederland, de industriële ontwikkeling van Gelderland en de plaatselijke geschiedenis. Ook vanwege bouwtechnisch-historische waarden als herkenbaar en representatief overblijfsel van een ronde stenen korenmolen. Mooi omschreven maar er kwam geen geld voor onderhoud.

Een tijd nog deed de molen dienst als opslagplaats.120 jaar was de molen in het bezit geweest van de ‘Kwaks’. In 1970 kocht de gemeente de romp en na een ingrijpende verbouwing kon in 1973 het buurthuis De Kwaksmölle, een ontmoetingscentrum voor jong en oud worden geopend en is als zodanig nog in gebruik.





De foto van het tramstation met molen bij de ingang van de Kwaksmölle. Foto: Edy Kwak