Afbeelding

Randbericht | Meerkoet

Algemeen

Meerkoet

Mijn twaalfde verjaardag was een mijlpaal. Eindelijk mocht ik lid worden van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie (NJN) en elke week op excursie. Enkele jaren daarvoor had ik al kennis gemaakt met deze vereniging, Ze hadden een tentoonstelling georganiseerd op zolder van de oude leeszaal. Ik wilde onmiddellijk mee, maar moest nog even geduld hebben. Van de NJN kon je alleen lid zijn tussen je twaalfde en 23ste. Daarna was je een ouwe sok en mocht je je niet meer met de jeugd bemoeien.

Een van de eerste excursies ging naar het Zwillbroekse Veen. De excursieleider moet een van de vele Jannen zijn geweest, want bijna elk actief afdelingslid heette in die tijd Jan. Hij voerde ons dwars door het veen heen, want jonge natuuronderzoekers hebben er geen last van als er ergens geen paden zijn. Bordjes met verboden toegang maakten ook al geen enkele indruk. Die werden mee naar huis genomen en op de slaapkamer opgehangen.

Het veen zat toen al vol kokmeeuwen. Ze zwermden om je heen en deden hun best ons uit hun gebied te verjagen. Wij liepen echter onverstoorbaar verder. Daarbij stuitten we op een meeuw, die voor onze voeten bleef zitten. Jan inspecteerde de vogel en constateerde dat die een gebroken vleugel had. Ik pakte de meeuw daarna op. "Wat ga je doen", vroeg Jan. "Ik ga hem thuis verplegen. Als die weer gezond is, breng ik 'm terug." Jan schudde met zijn hoofd, maar liet mij de vogel dragen. "Zal ik hem even overnemen", vroeg hij een half uur later. Ik vond het goed.

Tijdens het vervolg van de boeiende excursie dacht ik niet meer aan de meeuw, maar op het moment dat we terug waren bij de fietsen wilde ik de vogel weer overnemen. Jan had hem niet meer bij zich. "Ik moet hem per ongeluk hebben laten vallen", zei hij. Pas vele jaren later hoorde ik de werkelijke toedracht. Terwijl ik niet keek had Jan de vogel de kop om gedraaid en uit zijn lijden verlost. "Je had hem echt geen plezier gedaan met jouw poging hem te redden."

Ik moest hier aan denken toen ik las over de brandweer, die een meerkoet had gered op 't Hilgelo. Een nobele daad was dat zeker. Vervelend ook dat het diertje verstrikt was geraakt in afval van hengelsporters, maar wordt deze meerkoet daar een plezier mee gedaan? Natuurlijk vinden wij zo'n vogel zielig. Maar dat is een meerkoet, die opgepeuzeld wordt door een roofvogel ook. Van de honderden meerkoeten die rondom Winterswijk voorkomen zien we niet eens hoe ze doodgaan en of hun laatste levensogenblik wel plezierig was.

Waar ik ook enige moeite mee heb is, is dat we het ene dier zielig genoeg vinden om te helpen en dat andere dieren, die we zelfs bestempelen als ongedierte, niet de moeite waard zijn om de brandweer te bellen. Als we dan toch vinden dat die meerkoet, dat konijn, die egel, die dagpauwoog en die duif gered en verpleegd moeten worden, vind ik dat het ook voor de gekwetste spitsmuis, bosmuis en wezel moet gelden. Als dat gebeurt zal ik ophouden met het fronsen van de wenkbrauwen bij zo'n meerkoetactie.

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant