Afbeelding

Randbericht | Roeien op de Slingebeek

Algemeen

Op een mooie voorjaarsdag in 1970 verschijnen er twee volwassen mannen en een jongetje niet lang na zonsopgang bij Den Helder. Alleen de vogels zijn al uitbundig. Verder is het stil. De uitspanning is nog gesloten en daarom zijn de drie zo vrij om in een van de roeiboten te stappen. Ze varen de Slingebeek op, zoals iedereen in die tijd de Boven-Slinge noemde.

Het jongetje had al vaker op de beek gevaren, want Den Helder was in zijn jeugd een geliefde plek om naar toe te gaan. Eerst roeien en daarna spelen in de speeltuin, terwijl de ouderen zich een biertje en wijntje permitteerden. Met het bootje kwamen ze meestal niet veel verder dan het openluchtzwembad dat even verderop naast de beek lag. De oudere die roeide vond het dan welletjes en draaide om terug te varen.

Deze keer werd er niet gestopt bij het zwembad. De brug in de Bocholtse Baan werd gepasseerd. Even later gingen ze onder de brug in de Borkense Baan door en waren ze in het Buskersbos. De roeitocht was echter nog lang niet afgelopen. De Kottenseweg werd bereikt, maar daarna werd de beek regelmatig te ondiep. Zijn oom die grote laarzen aan had stapte dan uit en duwde de boot los, maar even later leek het hem beter om te keren en rustig terug te varen naar Den Helder.

Na zo'n vier uur keerden ze daar terug. Het jongetje had genoten van al die planten en dieren die ze onderweg waren tegen gekomen. Zijn oom wist er alles van af en vertelde hem er enthousiast over. De Boven-Slinge heeft het jongetje daarna nog vaak bekeken, terwijl hij over de oevers wandelde, maar nooit had de beek en het bos zoveel indruk gemaakt als die morgen in 1970. Dat bos zag er zoveel anders uit, als je het vanuit een bootje in de beek bekeek.

Het was de tweede natuurtocht die het jongetje met zijn oom en vader maakte. Zijn vader vond dat groen niet zo boeiend, maar toen zijn zoon in natuur geïnteresseerd raakte zorgde hij wel dat hij er aardige boeken over kreeg. Ook vroeg hij de oom om met ze op pad te gaan. Een week eerder waren ze in het Wooldseveen geweest. Dat had al een enorme indruk gemaakt op het jongetje, vooral toen zijn oom voor deed hoe je over een dicht gegroeide veenput kon lopen zonder er in weg te zakken. Je mag het ook proberen, had hij gezegd, maar dat durfde hij nog niet. Daar begon hij pas enkele jaren later mee.

Nadat hij weer aan wal was gestapt wist hij het definitief. Natuur was niet alleen leuk om hutten in te bouwen, maar moest bekeken en bestudeerd worden. Hij wist zeker dat hij dat zou gaan doen en dat hij bioloog zou worden. Het jongetje is daarna een kenner van de Winterswijkse natuur geworden en heeft er veel over geschreven en verteld. Tegenwoordig schrijf hij voor een krant en mag hij elke week een column schrijven. Daarin zal hij natuurlijk aandacht vragen voor roeien op de Slingebeek, want dat was niet alleen voor hem een geweldige belevenis. Dat mag niet verdwijnen. Winterswijk! Laat het niet gebeuren dat er niet meer gevaren kan worden op de beek!

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant